Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2111/GA, 4 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-18/2111/GA

 

betreft: [klager]            datum: 4 mei 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.J.P. Penners, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. M.M.J.P. Penners, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft

a.         het niet (naar behoren) functioneren van het ventilatiesysteem;
b.         het niet mogen verblijven op een eenpersoonscel terwijl dit aan klager is toegezegd en
c.         klagers medische klachten (R-2018-000207).

De beklagrechter heeft het beklag onder a. kennelijk ongegrond verklaard en zich niet bevoegd verklaard inzake het beklag onder c. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter heeft niet beslist op het beklag onder b.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting had, vanwege klagers COPD-klachten, eerder en sneller het luchtverversingssysteem in klagers cel dienen aan te passen, althans de inrichting had dit systeem op deugdelijke wijze dienen te onderhouden. Door dit na te laten zijn de reeds bestaande fysieke klachten van klager verder toegenomen. Voorts heeft klager gesteld dat zijn verblijf in een meerpersoonscel (hierna: MPC) al op 23 april 2018 geëindigd had moeten zijn. Dit was hem zowel toegezegd door het personeel, alsmede leidt het verblijf in een MPC tot een toename van zijn zuurstoftekort. De door de slechte werking van het luchtverversingssysteem beperkte hoeveelheid zuurstof dient hij in een MPC immers ook nog eens met een medegedetineerde te delen, hetgeen verdere beperkingen bij klager veroorzaakt.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Beklag a.

De directeur heeft een wettelijke zorgplicht ten aanzien van de gedetineerden voor wat betreft de ventilatiemogelijkheden in de verblijfsruimten van gedetineerden.

Op grond van artikel 6 van de Regeling eisen verblijfsruimten penitentiaire inrichtingen dient de verblijfsruimte te zijn voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze de lucht voor de individuele gedetineerde voldoende kan worden ververst.

Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist op klachten die zich richten tegen het ontbreken van een juiste werking van de afzuiging in de cellen op voormelde locatie (onder meer RSJ 20 maart 2020, R-18/1295/GA). Het heeft geruime tijd geduurd voordat de beroepscommissie kon beschikken over de feitelijke informatie die voor het oordeel in die zaken van belang is. Het oordeel in die zaken en thans in de onderhavige is onwenselijk lang uitgebleven. Thans oordeelt de beroepscommissie in onderhavige zaak als volgt.

Uit informatie in die zaken volgt dat twee jaar geleden de gehele klimaatinstallatie bij de locatie Roermond is vervangen. Bij de oplevering voldeden alle cellen aan de juiste luchtverversingsnorm en is een onderhoudsprogramma afgesproken. Feit is dat door het veelvuldig roken en magnetrongebruik op cel de roosters vervuild raken en dus schoongemaakt moeten worden. Op 25 juni 2018, zoals ook volgt uit de onderhavige zaak, is door het Rijksvastgoedbedrijf een start gemaakt met het uitvoeren van onderhoud.

Daarnaast is in voormelde zaken informatie toegezonden aan de beroepscommissie waaruit volgt welke eisen worden gesteld aan de ventilatie van de cellen en welke eisen zijn gesteld aan het onderhoud van de ventilatie van de cellen. Uit de informatie volgt niet, terwijl daarom was verzocht, of in de periode vóór 25 juni 2018 was voldaan aan het afgesproken onderhoudsprogramma van de klimaatinstallatie.

Nu evenwel kan worden vastgesteld dat op 25 juni 2018 een start is gemaakt met het uitvoeren van onderhoud, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat het ventilatiesysteem na die datum naar behoren heeft gewerkt, althans dat de directeur daartoe de inspanningen heeft verricht die in redelijkheid van hem konden worden gevergd. Gelet daarop zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

Beklag b.:

Nu de beklagrechter zich niet heeft uitgelaten over het beklag onder b, zal de beroepscommissie dit deel van het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen. De beroepscommissie merkt op dat de directeur in zijn verweerschrift dat is overgelegd aan de beklagrechter niet heeft gereageerd op dit onderdeel van klagers klacht.

Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat klager in de zaak met nummer R-18/2112/GA eveneens beklag en beroep heeft ingesteld tegen het niet worden geplaatst op een eenpersoonscel. In die zaak heeft de beroepscommissie in haar uitspraak van 4 mei 2020 geoordeeld dat bij klager geen sprake is van een contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel op medische gronden. Dit oordeel wordt hier overgenomen. Op basis van de aanwezige stukken kan niet worden vastgesteld dat, door of namens de directeur, aan klager een verblijf in een eenpersoonscel is toegezegd. De beroepscommissie zal in zoverre het beklag van klager ongegrond verklaren.

 

Beklag c.:

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag c. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag a. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden. De beroepscommissie verklaart het beklag inzake b. ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 4 mei 2020.

             

secretaris        voorzitter

 

Naar boven