Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3593/SGA, 14 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:14-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3593/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 14 mei 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de directeur) heeft op 8 mei 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege opruiend gedrag, ingaande op 8 mei 2020 om 08.30 uur en eindigend op 22 mei 2020 om 08.30 uur. De disciplinaire straf wordt ten uitvoer gelegd in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.

Verzoeker stelt dat het niet eerlijk is dat er slechts een klein aantal gedetineerden - waaronder hijzelf - bestraft is terwijl een groep van 30 gedetineerden weigerde om naar binnen te gaan. Ook stelt hij dat het afdelingshoofd een toezegging heeft gedaan dat er geen straffen zouden worden uitgedeeld als de gedetineerden weer naar binnen zouden gaan.  Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 8 mei 2020, volgt dat op 7 mei 2020 het luchtmoment voortijdig afgebroken moest worden omdat er over de muur rookbommen op de luchtplaats werden gegooid. Een zestal gedetineerden, waaronder verzoeker, heeft opruiend gedrag vertoond en waren de aanstichters van een opstand, waardoor een groep van twintig gedetineerden weigerde om naar binnen te gaan. Uiteindelijk zijn alle gedetineerden - na ruim veertig minuten - naar binnen gegaan, waarna de gedetineerden die eerder op de luchtplaats opruiend gedrag hadden laten zien, hun gedrag voortzetten door te schreeuwen en tegen hun celdeur te schoppen. Wegens capaciteitsgebrek wordt de disciplinaire straf ten uitvoer gelegd in een strafcel in de PI Alphen. De directeur voert aan dat door verzoekers gedrag de orde, rust en veiligheid in de PI is verstoord.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk dat verzoeker opruiend gedrag heeft vertoond en dat hij daarmee de orde, rust en veiligheid in de PI heeft verstoord. Wat er ook zij van een mogelijke toezegging over het al dan niet bestraffen van de op de luchtplaats aanwezige gedetineerden, de directeur heeft - gelet op verzoekers gedrag waarbij hij een andere rol had dan de meeste andere op de luchtplaats aanwezige gedetineerden - in redelijkheid aan verzoeker een disciplinaire straf kunnen opleggen. Hoewel verzoeker stelt dat hem de disciplinaire straf hem niet is medegedeeld door de directeur volgt uit de stukken dat hem een schriftelijk verslag is aangezegd, hij voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf door de directeur is gehoord en hem de schriftelijke mededeling daarvan is uitgereikt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende gebleken dat is voldaan aan de vereisten op grond van artikel 57 en 58 van de Penitentiaire Beginselenwet. Ook is de beslissing tot tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf in de PI Alphen niet onredelijk, nu de tenuitvoerlegging daarvan in de PI Sittard niet mogelijk is in verband met capaciteitsproblemen. Het verzoek komt in zoverre voor afwijzing in aanmerking.

Echter, de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter disproportioneel te noemen. Ambtshalve is de voorzitter bekend met de hoogte van de straf, die aan drie medegedetineerden, die eveneens als een van de zes opruiers zijn aangemerkt, is opgelegd (RSJ 13 mei 2020, S-20/3586/SGA, RSJ 13 mei 2020, S-20/3587/SGA en RSJ 13 mei 2020, S-20/3588/SGA). Die bedraagt in elk van deze drie gevallen eveneens veertien dagen, terwijl er sprake was van meerdere recente disciplinaire straffen en/of wederom opruiend gedrag op 8 mei 2020. Bij verzoeker is hiervan niet gebleken. Dat wellicht familieleden en/of de vriendin van verzoeker betrokken zijn bij het gooien van de rookbommen, zoals de directeur zonder onderbouwing heeft gesteld, maakt dit naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet anders. Dit leidt ertoe dat de voorzitter het verzoek zal toewijzen voor zover de straf tien dagen te boven gaat.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 18 mei 2020 om 08.30 uur tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 14 mei 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven