Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6630/GV, 15 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6630/GV             

           

Betreft [Klaagster]       Datum 15 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 april 2020 klaagsters verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klaagsters raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster is getrouwd en moeder van twee kinderen van acht en tien jaar oud. Haar echtgenoot heeft te kennen gegeven van haar te willen scheiden. Klaagster wil strafonderbreking om een aantal urgente zaken te regelen, waaronder het vinden van woonruimte en het opstellen van afspraken omtrent de kinderen. Zij betwist dat sprake is van een contactverbod tussen haar en haar echtgenoot, althans is daar niet van op de hoogte, en beschikt niet over stukken waaruit dit zou blijken. Zij woonde voor aanvang van haar detentie samen met haar echtgenoot en spreekt hem als zij vanuit de inrichting met haar kinderen belt, zodat sprake is van contact.

Klaagster had al voor haar detentie contact met een maatschappelijk werkster en zij heeft dit contact vanuit de inrichting telefonisch onderhouden. Nu klaagsters echtgenoot haar slechts minimaal over de kinderen informeert, heeft zij de maatschappelijk werkster gevraagd een oogje in het zeil te houden. Als klaagster strafonderbreking zou worden verleend, zou de maatschappelijk werkster betrokken kunnen zijn bij het contact met de kinderen. Hoewel er vanwege de uitbraak van het coronavirus een samenscholingsverbod van kracht is, zijn er genoeg mogelijkheden om telefonisch en per e-mail met de maatschappelijk werkster en advocaten te communiceren.

Klaagsters ouders zijn bereid haar tijdelijk op te vangen tijdens verloven, waaronder strafonderbreking. Het is niet de bedoeling dat zij voor langere tijd bij haar ouders zal verblijven. Het is van belang buiten de inrichting naar woonruimte te zoeken, zodat haar kinderen een gedeelte van de tijd bij haar kunnen wonen en overnachten, nadat zij haar straf heeft uitgezeten. Als klaagster niet over een eigen woonruimte beschikt, is dat niet mogelijk, hetgeen haar positie ten aanzien van de regeling omtrent de kinderen aanzienlijk zou verslechteren. Nu casemanagers en maatschappelijk werkers vanwege de uitbraak van het coronavirus vrijwel niet in de inrichting aanwezig zijn, is het voor klaagster op dit moment niet mogelijk om vanuit de inrichting een woonruimte te regelen.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd, omdat men de verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting wil voorkomen. Dergelijke gevaren kunnen echter worden afgewend door klaagster gedurende de incubatietijd van twee weken in thuisquarantaine te plaatsen, voordat zij naar de inrichting terugkeert. Als zij tijdens de strafonderbreking symptomen van het coronavirus zou vertonen, kan zij daarvoor buiten de inrichting worden behandeld. Nu strafonderbreking voor maximaal drie maanden kan worden verleend, is er ruimte om klaagster haar zaken te laten regelen en daarna nog twee weken in thuisisolatie te laten verblijven.

Klaagster heeft zich tijdens haar detentie steeds ingespannen om aan zichzelf te werken en volgt de training ‘kies voor verandering’. Zij is bereid zich tijdens een strafonderbreking te houden aan eventuele bijkomende voorwaarden, waaronder bijvoorbeeld elektronisch toezicht of een meldplicht. Als haar geen strafonderbreking wordt verleend, zal dit zorgen voor een verdere vervreemding tussen haar en haar kinderen en zullen urgente praktische zaken niet tijdig kunnen worden geregeld. 

In een nadere reactie is namens klaagster aangevoerd dat klaagster, voor zover de maatschappelijk werkster zou hebben aangegeven dat er mogelijk zorgen bestaan over escalaties tussen klaagster en haar echtgenoot, niet van plan is haar echtgenoot op te zoeken om ruzie te maken. Zij wil enkel met tussenkomst van advocaten en maatschappelijk werk duidelijke afspraken omtrent haar kinderen op papier zetten. Als zij bij de overdracht van de kinderen haar echtgenoot zal zien, voorziet zij geen problemen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat ook klaagsters echtgenoot heeft aangegeven klaagster niet te zullen opzoeken als zij buiten komt. Tijdens het telefonisch contact tussen klaagster en haar echtgenoot is op dit moment ook geen sprake van escalaties.

Nu klaagsters echtgenoot heeft aangegeven de woning te willen behouden en enkel afspraken over de kinderen te willen maken met tussenkomst van een advocaat, lijken klaagsters zorgen over de woning en het contact met haar kinderen niet ongegrond. Het is klaagster tot op heden niet gelukt vanuit de inrichting een woning te regelen. Er zijn momenteel nog geen voorlopige afspraken omtrent de kinderen gemaakt. Klaagster heeft zeer weinig contact met haar maatschappelijk werkster. Haar situatie is urgent, nu zij haar belangrijke praktische zaken niet vanuit de inrichting kan regelen.  

 

Standpunt van verweerder

Het verzoek tot strafonderbreking is afgewezen vanwege de maatregelen die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft getroffen om de risico’s van besmetting met het coronavirus te beperken, waarmee voorkomen dient te worden dat gedetineerden het coronavirus na terugkomst van vrijheden meenemen naar de inrichting. Bovendien volgt uit het reclasseringsadvies van 26 maart 2020, dat is opgesteld ten behoeve van klaagsters detentie- en re-integratieplan, dat de reclassering en de maatschappelijk werkster problemen voorzien tussen klaagster en haar partner tijdens verloven. Zij achten een contactverbod tussen beiden noodzakelijk, zodat contactherstel met de kinderen kan plaatsvinden en zaken kunnen worden geregeld met behulp van het maatschappelijk werk en de advocatuur. Namens klaagster is aangevoerd dat klaagsters ouders bereid zijn om haar tijdelijk op te vangen en dat er mogelijkheden zijn om telefonisch met de maatschappelijk werkster en advocaten te communiceren. Klaagster kan aldus overleg met hen voeren over de voorgenomen scheiding tussen haar en haar partner en de zorg voor de kinderen. De noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking om urgente zaken te regelen is dan ook onvoldoende komen vast te staan, zodat de afwijzing van het verzoek tot strafonderbreking niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu de DJI sinds 14 maart 2020 maatregelen treft om de verdere verspreiding van het coronavirus binnen Penitentiaire Inrichtingen te voorkomen. Deze maatregelen hebben als doel het aantal contacten met de buitenwereld te beperken, zodat het risico op besmetting met het coronavirus kan worden beperkt. Een besmetting binnen een Penitentiaire Inrichting zou grote gevolgen hebben voor het personeel en de justitiabelen en het beschermen en gezond houden van personeel en justitiabelen is van groot belang.

Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klaagster is sinds 13 januari 2020 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van 180 dagen, wegens verduistering en valsheid in geschrifte. De (fictieve) einddatum van klaagsters detentie is momenteel bepaald op 10 juli 2020.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klaagster heeft verzocht om strafonderbreking om in verband met de aanstaande scheiding van haar echtgenoot een aantal urgente zaken te kunnen regelen, waaronder het zoeken naar woonruimte en het opstellen van afspraken en het treffen van een regeling met betrekking tot haar kinderen.

De beroepscommissie begrijpt de wens van klaagster om zaken te regelen in verband met de aanstaande scheiding van haar echtgenoot, evenals het belang dit voor afloop van haar detentie te doen. Klaagster heeft evenwel niet geconcretiseerd welke acties gericht op het vinden van woonruimte en het maken van afspraken omtrent de kinderen (onder meer in de vorm van een zorg- of omgangsregeling) zij buiten de inrichting zal ondernemen. Ook is door of namens klaagster niet onderbouwd dat deze acties niet vanuit de inrichting kunnen worden ondernomen. Alle Penitentiaire Inrichtingen hebben een re-integratiecentrum waar gedetineerden terecht kunnen voor het voorbereiden van hun terugkeer in de samenleving. Het vinden van woonruimte is bij uitstek een activiteit waarvoor gedetineerden in het re-integratiecentrum terecht kunnen. Indien en zodra een afspraak is gemaakt met klaagsters echtgenoot, advocaten en (eventueel) maatschappelijk werk voor het treffen van een zorg- of omgangsregeling met de kinderen en het opstellen van afspraken in dat verband, kan klaagster voor het bijwonen daarvan een verzoek tot incidenteel verlof als bedoeld in artikel 21 van de Regeling indienen.  

Nu de noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking aan klaagster onvoldoende is gebleken, heeft verweerder klaagsters verzoek daartoe in redelijkheid kunnen afwijzen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven