Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4130/GA, 15 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4130/GA             

           

Betreft [Klager]            Datum 15 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het verblijven in een cel op het moment dat er geen arbeid is (A-2019-215).

De alleensprekende beklagrechter (hierna: beklagrechter) bij de Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) Arnhem heeft op 2 juli 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Arnhem (hierna: directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In het klaagschrift is te lezen dat klager meerdere malen is ingesloten op het moment dat er geen arbeid beschikbaar was. De directeur heeft hiermee in strijd gehandeld met artikel 47, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (hierna: Pbw). Het verzoek is dan ook om klager alsnog ontvankelijk te verklaren in zijn klacht, alsmede het beroep gegrond te verklaren en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Als er voor kortere of langere periode geen arbeid beschikbaar is, verblijft klager in zijn cel gedurende de arbeidsuren. Het loon wordt doorbetaald. Gelet op de huisregels van de PI Arnhem bestaat er geen verplichting voor de directeur om vervangende activiteiten te organiseren. Tegen dergelijke beleidsregels staat in beginsel geen beklag open. De werkzaal waar klager werkzaamheden verricht, is niet structureel dicht. Klager heeft meerdere malen geen arbeid kunnen verrichten, wegens de omstandigheid dat verschillende medewerkers van de PI Arnhem zich ziek hadden gemeld, als gevolg waarvan deze werkzaal moest worden gesloten. Van structurele uitval is echter geen sprake.

 

3. De beoordeling

De beslissing om klager in te sluiten tijdens het uitvallen van de arbeid, is een hem betreffende door de directeur genomen beslissing, die op grond van artikel 60 van de Pbw beklagwaardig is.

De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken (onder meer RSJ 24 november 2016, 16/2607/GA en RSJ 27 maart 2013, 12/3885/GA) uitgemaakt dat bij structurele uitval van arbeid vervangende activiteiten moeten worden aangeboden en dat het insluiten in dergelijke gevallen in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht. De beroepscommissie heeft onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de directeur. De enkele stelling van klager dat de werkzaal ‘elke keer’ dicht is, waardoor hij wordt ingesloten, legt daarvoor te weinig gewicht in de schaal. Niet genoegzaam kan worden vastgesteld dat klager is ingesloten in strijd met de op de directeur rustende zorgplicht. De beroepscommissie zal dan ook de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag, maar dit beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven