Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3627/SGA, 18 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:18-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3627/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 18 mei 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoekers raadsvrouw, mr. B.M.A. Kersten, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) van 12 mei 2020 tot plaatsing van verzoeker in een meerpersoonscel (MPC).

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (A-2020-292).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de bestreden beslissing disproportioneel is en mogelijk zelfs schadelijk voor verzoekers gezondheid. Bij binnenkomst in de PI Arnhem op 7 april 2020 heeft verzoeker direct aangegeven dat voor hem een contra-indicatie geldt. Hij functioneert niet in een kleine ruimte met een celgenoot, omdat hij lijdt aan herbelevingen van traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Daarbij komt dat verzoeker nu nog meer last heeft van de herbelevingen, omdat zijn medicatie - tegen zijn wil - is gewijzigd door de medische dienst. Dit alles heeft zijn weerslag op zijn psychische gesteldheid. Verzoeker had voorheen in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) ook een contra-indicatie. Verzoeker heeft meermalen verzocht om een gesprek met de psychiater of gedragsdeskundige om over zijn achtergrond te kunnen praten, maar hij is nog niet bezocht. Er heeft geen medische screening plaatsgevonden. De directeur heeft geen onderzoek gedaan naar wat verzoeker heeft gesteld, zodat de directeur tekortgeschoten is in zijn onderzoeksplicht. Daarnaast stelt verzoeker dat hij in een MPC geen 1,5 meter afstand kan houden. Het valt niet uit te sluiten dat verzoekers (nieuwe) celgenoot in contact is geweest met een besmet persoon. Verzoeker vreest ernstig voor zijn gezondheid. Verzoekers raadsvrouw verwijst naar de uitspraak RSJ 29 april 2020, S-20/3503/SGA.

De directeur heeft aangevoerd dat verzoeker van 7 april 2020 tot 13 mei 2020 in een eenpersoonscel heeft verbleven. Voor verzoeker is door de medische dienst geen contra-indicatie afgegeven voor plaatsing in een MPC; er zijn geen beperkingen ten aanzien hiervan vastgesteld door de medische dienst. Het argument dat verzoeker een contra-indicatie had in de JJI waar hij verbleef gaat niet op voor het verblijf in een MPC, aangezien er in een JJI geen MPC´s zijn. Voor wat betreft verzoekers medicatie blijkt uit informatie van de medische dienst dat het gaat om een afbouw van verzoekers medicatie en dat de psychiater hierover regelmatig spreekt met verzoeker.

Zowel verzoeker als zijn celgenoot - die sinds 14 januari 2020 in de PI Arnhem verblijft - hebben geen aan het coronavirus gerelateerde klachten ontwikkeld. Op 24 april 2020 is bij een medewerker van de PI Arnhem het coronavirus geconstateerd. Verzoeker en zijn celgenoot vielen niet onder de groep die naar voren is gekomen in het contactonderzoek. De directeur geeft aan dat alle nodige hygiënische maatregelen worden getroffen en dat de adviezen van het RIVM strikt worden opgevolgd om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Er zijn verder ook geen besmettingen meer geconstateerd in de PI Arnhem. Nieuwe inkomsten worden gescreend en gemonitord volgens een protocol. Dit protocol houdt in dat de gedetineerde veertien dagen op een speciale inkomstenafdeling verblijft, waarbij dagelijks de temperatuur wordt opgenomen en gemonitord wordt of iemand hoest- en/of luchtwegklachten heeft. Verder voert de directeur aan dat de medische dienst gedetineerden goed in de gaten houdt en dat gedetineerden - met een aangepast dagprogramma - zoveel mogelijk in vaste, kleine groepen werken. De directeur stelt dat bij de plaatsing van verzoeker in een MPC de extra gezondheidsrisico´s zeer beperkt zijn en dat alle maatregelen getroffen worden om deze risico´s aanvaardbaar te maken.

De voorzitter overweegt dat uit de inlichtingen van de directeur volgt dat voor verzoeker geen contra-indicatie is afgegeven voor de plaatsing in een MPC. De voorzitter gaat er - gelet op de inlichtingen van de directeur - vanuit dat de medische dienst op de hoogte is van verzoekers medische en psychische situatie en daarnaar handelt in het belang van verzoeker. Dat verzoeker in de JJI in een eigen kamer verbleef, maakt dat niet anders.

De voorzitter overweegt verder dat het plaatsen van een gedetineerde in een MPC in beginsel betekent dat de door de RIVM aanbevolen afstand van 1,5 meter niet in acht kan worden genomen. Dit vergroot het risico op besmetting met het coronavirus voor verzoeker en zijn (toekomstige) celgenoot. Anders dan in RSJ 29 april 2020, S-20/3505/SGA volgt uit de inlichtingen van de directeur dat de extra gezondheidsrisico´s met de plaatsing van verzoeker in een MPC zoveel mogelijk worden beperkt. Zo vindt het aangepaste dagprogramma zoveel mogelijk plaats in vaste, kleine groepjes gedetineerden en worden de adviezen van het RIVM strikt opgevolgd en worden alle hygiënische maatregelen getroffen. Uit de inlichtingen van de directeur volgt verder dat verzoeker (en zijn celgenoot) niet in contact is geweest met de besmette medewerker en zijn er - op dit moment - geen andere besmettingen geconstateerd in de PI Arnhem. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de bestreden beslissing niet zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om tot schorsing over te gaan van die beslissing. Het verzoek zal afgewezen worden.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 18 mei 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven