Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4017/GA, 13 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          R-19/4017/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 13 mei 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma (NM2018/1237).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 18 juni 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.L. van Gaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontkent geweigerd te hebben deel te nemen aan het opstellen van zijn re-integratieplan. Klager heeft uit de gesprekken begrepen dat hij akkoord dient te gaan met opname in een kliniek en als hij daar niet mee akkoord gaat dat hij dan naar het basisprogramma wordt teruggeplaatst, maar dat is niet wat in de bestreden beslissing staat. Het is hem bovendien niet duidelijk wat hij feitelijk doet of niet doet, op basis waarvan geconcludeerd wordt dat hij niet meewerkt aan het opstellen van het re-integratieplan. Er kan dan ook geen sprake zijn van een weigering, dus ook niet van voldoende grondslag om tot degradatie over te gaan. Bovendien stond klager tijdens zijn eerdere verblijf in locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard niet open voor een opname en is hij toen in het plusprogramma gebleven. Verder is gesteld dat sprake is van ‘dit kan beter-gedrag’ (oranje gedrag) op basis van één incident op 27 oktober 2018, waarin klager is meegedeeld dat hij gedegradeerd zou worden omdat hij niet naar een kliniek wil. Dat kan bezwaarlijk als voldoende grondslag dienen om tot oranje gedrag te kunnen komen. Verder wordt gesteld dat klager zijn verantwoordelijkheid niet neemt voor het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven maar volgens klager is hem op dit gebied niets aangeboden dat door hem is afgewezen. Klager heeft de Reflector afgerond en staat op de wachtlijst voor deelname aan Kiezen voor Verandering. Daaruit blijkt voldoende dat klager wel bezig is met de toekomst en cursussen wil volgen om zijn vaardigheden te vergroten. De directeur laat een groot aantal andere aspecten van de andere onderdelen van goed gedrag onvermeld. Daarmee is de beslissing van de directeur onvolledig en dient de belangenafweging in klagers voordeel uit te vallen. Voorts is opgemerkt dat de raadsman van klager niet is uitgenodigd voor de beklagzitting zodat er onvoldoende hoor- en wederhoor is toegepast.

 

Standpunt van de directeur

Het re-integratieplan volgt het advies van de Reclassering op, te weten een verblijf in een kliniek teneinde te komen tot nader onderzoek, gevolgd door behandeling en (geleidelijke) resocialisatie. Op dit deskundige advies mag de inrichting vertrouwen nu dit voldoende actueel is en onderbouwd. De GGZ reclassering Palier gaf dit advies op 8 augustus 2017. Aan het re-integratieplan wil klager structureel geen medewerking verlenen. Dit blijkt ook uit het beroepschrift waarin wordt herhaald dat de reclassering met alternatieven voor resocialisatie moet komen omdat klager niet overtuigd is van de noodzaak en dat hij daarna zal beslissen of hij hieraan wil meewerken. Hiermee neemt klager structureel onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie en het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven. Daarnaast blijkt uit zijn gedrag dat hij dingen probeert af te dwingen.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: Rspog) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Van een gedetineerde wordt een eigen inzet verwacht voor diens terugkeer in de samenleving. Dit krijgt vorm in het systeem van promoveren en degraderen. Bestendig positief gedrag kan leiden tot promotie met als gevolg deelname aan meer en andere activiteiten en vrijheden. Ontbreekt dit gedrag dan kan de directeur besluiten tot degradatie met als gevolg minder activiteiten en vrijheden. In de bijlagen bij de Rspog zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Rspog kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen goed gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de Rspog (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617) leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.

Volgens vaste jurisprudentie dient de directeur hierbij een afweging te maken. Immers, de grondslag voor degradatie vormt niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag hoeft tevens in te houden dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie.

Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen (vergelijk: RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA).

Aan de beslissing tot degradatie van 9 november 2018 legt de directeur de weigering van klager om deel te nemen aan de opstelling van zijn re-integratieplan ten grondslag. Klager is op 25 oktober 2018, 1 november 2018 en 8 november 2018 aangesproken over het meewerken aan het opstellen van zijn re-integratieplan. Ondanks dat weigerde klager mee te werken, terwijl aan hem duidelijk is uitgelegd wat de consequenties hiervan zijn. De directeur heeft het voorgaande aangemerkt als rood (ongewenst) gedrag. Klager vertoont volgens de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing oranje (dit kan beter-) gedrag op het gebied van Veiligheid en beveiliging en op het onderdeel omgaan met spanningen en conflicten. Aan de beslissing tot degradatie is ook klagers gedrag tijdens het gesprek met zijn mentor op 27 oktober 2018, dat ging over zijn aankomende degradatie, ten grondslag gelegd. In dat gesprek reageerde klager boos met de woorden: “ze willen mij naaien”. In de beslissing wordt vermeld dat klager probeert dingen af te dwingen.

Als gewenst gedrag (groen gedrag) wordt klagers gedrag op de arbeid genoemd. Tevens heeft klager de Reflector afgerond en staat hij op de wachtlijst voor deelname aan Kiezen voor Verandering. Met zijn gedrag heeft klager volgens de directeur laten zien onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn re-integratie en het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven.

De beroepscommissie stelt vast dat de motivering dat er sprake is van oranje gedrag, is gelegen in het gedrag dat klager laat zien nadat met hem wordt gesproken over de aankomende degradatie en dus niet gedrag dat ervoor plaatsvond. Met betrekking tot het rode gedrag is in de bestreden beslissing niet geconcretiseerd in welke zin klager niet meewerkte aan het opstellen van het re-integratieplan. Uit de e-mailwisseling tussen de raadsman en de klagers casemanager volgt dat er juist wordt verzocht om dit plan op te stellen. Verder blijkt daaruit dat het niet meewerken aan plaatsing in een kliniek het prangende punt is. Dat wordt niet in de bestreden beslissing opgenomen en het was kennelijk eerder niet een bezwaar om hem in het plusprogramma te laten blijven. Daar tegenover staat groen gedrag, bestaande uit klagers positieve gedrag op de arbeid, het afronden van de Reflector en zijn aanmelding voor de cursus Kiezen voor Verandering. De beroepscommissie is van oordeel dat de degradatiebeslissing in het licht van het voorgaande onvoldoende toereikend is gemotiveerd.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

 

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Deze uitspraak is op 13 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven