Nummer R-20/6813/GV
Betreft [klager] Datum 15 mei 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 1 mei 2020 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. Y.H.G. van der Hut, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verzoekt om incidenteel verlof, zodat hij de bevalling van zijn partner in het ziekenhuis kan bijwonen. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het bijwonen van een bevalling een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer, waarbij de aanwezigheid van de gedetineerde noodzakelijk is, zoals bedoeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Het is van groot belang dat klager bij de geboorte van zijn kind aanwezig kan zijn en zijn partner kan steunen, hetgeen ook een arts van het ziekenhuis heeft bevestigd.
Klagers verzoek is afgewezen om de verdere verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting tegen te gaan. De Regeling voorziet echter niet in een dergelijke categorische weigering van iedere vorm van (incidenteel) verlof, zodat dit argument in strijd is met de wet. Daarnaast is het ook voor terbeschikkinggestelden op dit moment mogelijk de inrichting te verlaten om redenen van humanitaire aard. Niet valt in te zien waarom het op het terrein van het gevangeniswezen niet mogelijk zou zijn om, ondanks de getroffen maatregelen in verband met de coronacrisis, incidenteel verlof te verlenen. Het door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gehanteerde coronaprotocol voor nieuwe gedetineerden kan ook worden gebruikt indien klager na het te verlenen verlof terugkeert in de inrichting. Indien noodzakelijk, is hij bereid in de inrichting twee weken in quarantaine te gaan.
Hoewel klager de aan de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) verbonden voorwaarde van een verbod op middelengebruik heeft overtreden, is hij niet gerecidiveerd. Het feit dat deze maatregel is omgezet in een maatregel van tbs met verpleging van overheidswege vormt daarom geen grond om de verlofaanvraag af te wijzen. Verweerder heeft daarnaast in zijn beslissing betrokken dat klager in de nabije toekomst zijn gezin zal kunnen bezoeken. Dat is echter geen reële mogelijkheid, aangezien klager ter beschikking is gesteld en er vooralsnog geen zicht is op versoepeling van de coronamaatregelen.
Standpunt van verweerder
Uit de inlichtingen van de inrichting volgt dat wordt ingezet op een Skype-verbinding vanuit de bevallingskamer in het ziekenhuis. Op die manier wordt klager in de gelegenheid gesteld zijn partner en kind, eventueel kort na de geboorte, te zien.
Uitgebrachte adviezen
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege de landelijke en door de DJI getroffen maatregelen in verband met de coronacrisis. Daarnaast heeft klager meerdere keren de voorwaarden in het kader van de aan hem opgelegde tbs-maatregel overtreden.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de minister bevoegd is op het verzoek te beslissen. De aan klager opgelegde maatregel van tbs met voorwaarden is immers omgezet in een tbs met dwangverpleging.
3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en de maatregel van tbs met voorwaarden, wegens – kort gezegd – mishandeling en gijzeling. Bij beslissing van 30 januari 2020 is deze maatregel (in hoger beroep) omgezet in een maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is daarom op dit moment gedetineerd, in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-kliniek.
In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Het incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.
Klager verzoekt om incidenteel verlof, zodat hij de bevalling van zijn partner in het ziekenhuis kan bijwonen.
Aan de beslissing tot afwijzing van dit verzoek zijn de door DJI getroffen maatregelen in verband met de coronacrisis ten grondslag gelegd. Verweerder heeft, kort gezegd, in dit verband volstaan met de mededeling dat alle verloven van gedetineerden zijn opgeschort en dat aan klagers verzoek om die reden niet kan worden voldaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie is in de bestreden beslissing onvoldoende inzicht gegeven in het huidige beleid dat wordt gehanteerd omtrent het verlenen van incidenteel verlof dan wel strafonderbreking. Op dit moment is immers niet in zijn geheel uitgesloten dat verlofverlening, om redenen van humanitaire aard – zoals in klagers geval –, in uitzonderlijke situaties alsnog kan plaatsvinden (vergelijk RSJ 11 mei 2020, R-20/6702/GV).
Niettemin is in dit geval sprake van omstandigheden die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en die een afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof rechtvaardigen. Bij beslissing van 30 januari 2020 is de aan hem opgelegde maatregel van tbs met voorwaarden omgezet in een maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege, omdat hij in de periode van september 2016 tot september 2019 de aan de maatregel verbonden voorwaarden meerdere keren niet heeft nageleefd. Zo heeft hij herhaaldelijk alcohol en drugs gebruikt, verbale agressie naar de behandelaar en reclasseringsmedewerker getoond, is hij niet verschenen bij een urinecontrole en heeft hij urinecontroles gemanipuleerd. Ook heeft hij zich niet aan verlofafspraken gehouden en verbleef hij niet op het doorgegeven verlofadres. Vanwege deze overtredingen van de tbs-voorwaarden heeft de vrijheden-commissie negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om incidenteel verlof.
Gelet op klagers voorgeschiedenis, geeft verweerder daarnaast te kennen dat verlofverlening onder begeleiding of bewaking is geïndiceerd, terwijl dat vanwege de aard van het verlof praktisch niet uitvoerbaar is. Ook dit vormt een reden die een afwijzing van zijn verlofaanvraag rechtvaardigt.
De beroepscommissie betrekt bij haar oordeel dat aan klager een alternatief wordt geboden voor zijn fysieke aanwezigheid bij de bevalling in de vorm van het bijwonen van deze gebeurtenis via een Skype-verbinding.
Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, onder d van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 15 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter