Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3613/SGA, 15 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:15-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3613/SGA                      

Betreft [verzoeker]      Datum 15 mei 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 1 mei 2020 de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met observatie door middel van cameratoezicht verlengd voor de duur van veertien dagen, vanwege verzoekers gemoedstoestand, ingegaan op 2 mei 2020 om 15:00 uur en eindigend op 16 mei 2020 om 15:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. E.R. Weening, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw op grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, van de Pbw onderscheidenlijk artikel 24, derde lid, van de Pbw en de toepassing van artikel 25 van de Pbw. Uit de bestreden beslissing volgt dat verzoeker niet is gehoord met als reden dat dit de voorzetting is van een lopende maatregel, naar aanleiding van verzoekers aanhoudende gedrag en op advies van zijn behandelaren. De voorzitter overweegt dat dit geen reden is waarom het horen achterwege kan blijven, zoals genoemd in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Nu de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet, zal het verzoek worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven