Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3589/SGA, 12 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:12-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3589/SGA                      

Betreft [verzoekster]   Datum 12 mei 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoekster] (hierna: verzoekster)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de directeur) heeft op 7 mei 2020 aan verzoekster een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van zeven dagen, vanwege het in diskrediet brengen van personeel, ingegaan op 7 mei 2020 om 12:00 uur en eindigend op 14 mei 2020 om 12:00 uur.

Verzoeksters raadsvrouw, mr. M.F.M. Ortner, vraagt namens verzoekster om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Volgens verzoekster had de directeur niet in redelijkheid tot de bestreden beslissing kunnen komen. Namens verzoekster wordt gesteld dat zij niet heeft gelogen en dat haar verklaring juist bijdroeg aan het herstel van de orde en veiligheid. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 7 mei 2020, komt naar voren dat verzoekster met een medewerker informatie deelde over een medegedetineerde en een andere medewerker. De directeur geeft aan dat verzoekster vertelde dat deze medewerker uit verliefdheid de medegedetineerde zou voortrekken en goederen voor haar zou meenemen. Volgens de directeur heeft verzoekster het personeel in diskrediet gebracht en heeft zij zich schuldig gemaakt aan negatieve stemmingmakerij. Er zijn gerede aanwijzingen dat dit verhaal niet klopt en er zal onderzoek worden verricht naar de toedracht van het verhaal. Voorts geeft de directeur aan dat de duur van de ordemaatregel in lijn is met de Sanctiekaart 2019.

De voorzitter overweegt dat de directeur een ordemaatregel kon opleggen voor het verrichten van nader onderzoek naar verzoeksters uitlatingen over een medewerker en een medegedetineerde. Echter, de voorzitter begrijpt – uit de verwijzing naar de Sanctiekaart 2019 – dat de directeur verzoekster (tevens) een verwijt maakt en dat de opgelegde ordemaatregel (ook) het karakter van een disciplinaire straf heeft. Het is de voorzitter niet gebleken dat nu nog onderzoek wordt verricht of dat de voortzetting van de ordemaatregel anderszins nog noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Gelet hierop is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk. Het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 12 mei 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven