Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5361/GV, 7 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5361/GV             

Betreft [klager]            Datum 7 april 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 november 2019 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. M.F.M. Ortner, en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager dient de mogelijkheid te worden geboden om te laten zien dat hij met vrijheden kan omgaan. Het feit dat hij inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma (PP) neemt niet weg dat zijn verlofaanvraag ten onrechte is afgewezen. Alleen het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege het door klager gepleegde delict, zijn antecedenten en een risico van maatschappelijke onrust. Dit advies is echter, naast het positieve advies van de reclassering en de politie, eveneens ten grondslag gelegd aan de toewijzing van klagers verzoek tot deelname aan een PP. Daarnaast komt in de bestreden beslissing onvoldoende duidelijk naar voren welke weigeringsgrond aanleiding was om de verlofaanvraag af te wijzen. Klager heeft laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden en eventueel aanwezige risico’s kunnen worden ondervangen door het verbinden van voorwaarden aan het verlof. Hij verzoekt een tegemoetkoming van €50,-.

 

Standpunt van verweerder

Klagers belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen, omdat hij vanaf 11 november 2019 deelneemt aan een PP. Hij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege klagers status als voorlopig gehechte.
De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Verweerder stelt dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep, omdat klager vanaf 11 november 2019 deelneemt aan een PP. Die omstandigheid leidt in zaken als deze – volgens vaste jurisprudentie – echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De beroepscommissie zal het beroep dus inhoudelijk beoordelen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens mishandeling en handelen in strijd met de Opiumwet. Tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 3 mei 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verzoek is afgewezen, vanwege zijn status als voorlopig gehechte, de behandeling van het hoger beroep in zijn strafzaak op 11 november 2019, het als hoog ingeschatte recidiverisico en een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot drugsgebruik.

Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen, kan de afwijzing van een verlofaanvraag niet worden gebaseerd op de enkele omstandigheid dat de gedetineerde zich in voorlopige hechtenis bevindt. Artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) voorziet immers expliciet in de mogelijkheid van verlofverlening aan gedetineerden die nog niet onherroepelijk zijn veroordeeld, vanaf het moment dat de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan een derde deel van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.

Verweerder heeft in de beslissing tot afwijzing van klagers verlofaanvraag meegewogen dat de behandeling van het hoger beroep in klagers strafzaak was gepland op 11 november 2019 en dat mogelijk opnieuw uitspraak zou worden gedaan. Dit argument is niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Voor zover daarmee wordt gedoeld op de omstandigheid dat de (fictieve) einddatum van klagers detentie onvoldoende vaststaat, kan dit, vanwege het ontbreken van enige motivering, evenmin een afwijzing van de verlofaanvraag rechtvaardigen.

Niettemin is sprake van omstandigheden die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en die, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog, op grond van klagers delictgeschiedenis en de aanwezigheid van risicofactoren op verschillende leefgebieden. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld, vanwege klagers agressieproblemen in combinatie met zijn middelengebruik, waarvoor hij vooralsnog niet is behandeld. De beroepscommissie heeft hierbij betrokken dat in het (positieve) reclasseringsadvies tot deelname aan een PP van 11 oktober 2019 in dit verband een gedragsinterventie is geadviseerd met betrekking tot middelengebruik. Het een en ander is dus niet met elkaar in tegenspraak, zoals klager doet voorkomen.

Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b. en c., van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 7 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven