Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5225/TA, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5225/TA

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 november 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. S.O. Roosjen en het hoofd van de instelling hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 21 februari 2020, gehouden in de penitentiaire instelling Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het niet naleven van de proceduregels bij de urinecontrole (UC) van 13 februari 2019 (Me 2019-133).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Volgens de beklagrechter is het beklag niet tijdig ingediend omdat dit niet is gebeurd binnen zeven dagen nadat klager van de uitslag van de UC heeft kennisgenomen. Niet is in discussie dat in strijd met het protocol is gehandeld doordat de urine buiten klagers aanwezigheid is verdeeld over nog eens twee buisjes. Klager heeft binnen zeven dagen na het vernemen daarvan beklag ingesteld.

Als de redenering van de beklagrechter wordt gevolgd is het niet naleven van procedureregels niet relevant als tegen de uitslag van de UC geen beklag is ingesteld. Dat is echter in strijd met de ratio van de procedurevoorschriften die zeer strikt gevolgd moeten worden om enige twijfel over de uitkomst van de UC te voorkomen. Als bekend wordt dat die voorschriften niet zijn nageleefd, is de uitslag van de UC ongeldig. Als de procedurele fout direct aan klager was gemeld toen de uitslag aan hem werd meegedeeld, was hij zeker direct in beklag gegaan. De ontvankelijkheid van een klacht mag niet afhankelijk zijn van het moment waarop een medewerker van de instelling zo eerlijk is om te bekennen dat de regels niet zijn nageleefd.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager is terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager had gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om een herhalingsonderzoek aan te vragen of had in beklag kunnen gaan op het moment dat de uitslag van de UC bij hem bekend werd op 15 februari 2019. De instelling heeft geen twijfels over de uitvoering van de UC en de geldigheid hiervan. Er was ook geen reden om aan te nemen dat de uitslag niet zou kloppen omdat klager bekend is met middelengebruik.

 

3.         De beoordeling

Anders dan de beklagrechter en de instelling, is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag over het niet strikt volgen van de procedure bij de urinecontrole van 13 februari 2019, ondanks het feit dat klager na het vernemen van de positieve uitslag geen herhalingsonderzoek heeft aangevraagd en/of niet direct beklag heeft ingediend tegen het opleggen van de maatregel van afdelingsarrest. Hoewel de laatstgenoemde omstandigheid twijfel kan oproepen over de reden daarvan – klager heeft verklaard dat het toch geen zin zou hebben -, dienen de procedurevoorschriften van de Regeling urineonderzoek verpleegden strikt te worden nageleefd om vergissingen zoveel mogelijk uit te sluiten. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager, als hem bij het mededelen van de positieve uitslag van de UC al zou zijn meegedeeld dat de procedurevoorschriften niet zouden zijn gevolgd, wel direct in beklag zou zijn gegaan. Nu hij binnen zeven dagen na het alsnog vernemen daarvan beklag heeft ingediend, zal de beroepscommissie klager alsnog ontvangen in het beklag en dit beklag inhoudelijk beoordelen.

Op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden moet het personeelslid of de medewerker die de UC uitvoert in het bijzijn van de verpleegde de urine van de verpleegde over twee afzonderlijke buizen verdelen en stickers met een uniek registratienummer op de twee buizen plakken. 

Vast staat dat klagers urine op 13 februari 2019 in zijn aanwezigheid is verdeeld over twee buisjes door een medewerkster van de medische dienst. Nadat deze medewerkster er achter kwam dat in dit geval vier buisjes nodig waren, heeft zij buiten klagers aanwezigheid zijn urine over nogmaals twee buisjes verdeeld. Naar namens het hoofd van de instelling is verklaard zijn hier geen procedureregels voor, maar had dit in de praktijk wel in klagers aanwezigheid moeten gebeuren. 

Nu dit niet is gebeurd, valt niet uit te sluiten dat de urinemonsters daardoor vervuild zijn geraakt en klager als gevolg daarvan positief op amfetamine heeft gescoord. Deze omstandigheid heeft tot gevolg dat niet is komen vast te staan dat klager amfetamine heeft gebruikt en op die grond afdelingsarrest opgelegd had mogen worden. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de instelling is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 15,=, nu partijen niet ter zitting zijn verschenen en op grond van de stukken niet is vast te stellen hoe lang het afdelingsarrest heeft geduurd, waarbij verder van belang is dat klager ook niet direct beklag tegen het opleggen daarvan heeft ingediend.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag en verklaart het beklag gegrond.

Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 15,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. E. Lucas en prof. Dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 maart 2020.

          

 

            secretaris                                voorzitter                    

 

Naar boven