Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2618/GA, 13 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2618/GA

betreft: [klager] datum: 13 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 november bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, advocaat te Maastricht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 november 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het op 18, 19 en 20 juli 2003 (steeds) meermalen per dag zonder noodzaak fouilleren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is op de in de klaagschriften genoemde dagen meermalen gefouilleerd zonder dat daartoe aanleiding bestond. Klager is die dagen permanent in het zicht van het afdelingspersoneel geweest. Eerder heeft de beroepscommissiesoortgelijke klachten van klager gegrond verklaard. Verwezen wordt daarbij naar de uitspraak van de beroepscommissie d.d. 16 september 2003 met kenmerk 03/184/GA e.v. Voorts verwijst klager naar de uitspraak van devoorzieningenrechter bij de rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 7 juli 2003 en voert hij aan dat die uitspraak, nu de beroepscommissie in de hiervoor genoemde uitspraak over de legitimiteit van het stelselmatig fouilleren en visiterenheeft beslist, niet langer relevant is. Anders dan de beklagcommissie heeft aangenomen heeft de eerdergenoemde uitspraak van de beroepscommissie in de ogen van klager ook betrekking op het fouilleren en niet alleen op het visiteren.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
De directeur is, anders dan klager en zijn raadsvrouwe, van mening dat de beroepscommissie in haar uitspraak van 16 september 2003 niet heeft bedoeld een oordeel te geven ten aanzien van het fouilleren. Het fouilleren is een van destructurele algemene handelingen die worden uitgevoerd in het kader van de basisveiligheid van de extra beveiligde inrichting Nieuw Vosseveld (e.b.i.). Omwille van de veiligheid van het e.b.i.-personeel moet er een honderd procentgarantie zijn dat gedetineerden clean zijn, zodra zij fysiek in contact komen met personeelsleden. Daarom is het structureel fouilleren van elke gedetineerde voor elk fysiek contact met personeel van essentieel belang om debasisveiligheid van de e.b.i. en in het bijzonder de veiligheid van het personeel te allen tijde te kunnen blijven waarborgen.

3. De beoordeling
Het beklag betreft onderzoeken aan de kleding. Ten aanzien van die onderzoeken geldt het volgende. Gelet op het aanzienlijk minder ingrijpende karakter van deze onderzoeken dan waarvan bij onderzoeken aan het lichaam sprake is,kunnen deze onderzoeken de toets van de norm van artikel 3 EVRM doorstaan. Dit neemt niet weg dat dergelijke onderzoeken als onaangenaam worden ervaren en gevoelens van onmacht oproepen. De beslissingen tot onderzoek aan kledingzijn evenwel niet in strijd met een wettelijk voorschrift, terwijl die beslissingen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk moeten worden geacht. Daarom kan hetgeen in beroep isaangevoerd
- voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven