Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6489/GA, 6 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-20/6489/GA

Betreft: [Klager]            datum: 6 mei 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Vos, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 maart 2020 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (PI) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het Coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 27 maart 2020, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven toegelicht. De belangen van klager zijn bij de toepassing van de a-dwangbehandeling onvoldoende erkend. Niet kan worden gezegd dat sprake is van een zorgvuldige voorbereiding en tenuitvoerlegging van de a-dwangbehandeling. De gekozen dwangbehandeling voldoet niet aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Verder voldoet de beslissing niet aan de wettelijke voorschriften. In het dossier ontbreekt een behandelplan. Naast de beslissing tot a-dwangbehandeling zijn enkel een ‘Advies aan de directeur’ en een ‘Second opinion’ toegezonden. Als de directeur zich op het standpunt stelt dat het behandelplan op enigerlei wijze (integraal) deel uitmaakt van dan wel is opgenomen in de toegezonden stukken, dan kan dat geen standhouden. De beroepscommissie heeft eerder (RSJ 26 januari 2016, 15/3558/GA en RSJ 28 juni 2016, 16/1090/GA) bepaald dat een advies aan de directeur niet als een uittreksel uit het behandelplan kan worden beschouwd. Voorts ontbreekt informatie over of en op welke wijze het behandelplan met klager is besproken en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van klager ten aanzien van de behandeling.

Naar aanleiding van het voornemen tot a-dwangbehandeling zijn op 27 maart 2020, om 13:45 uur, namens klager de bezwaren aan de directeur en de patiëntenadministratie van de PI Vught toegezonden. Op diezelfde dag, om 13:54 uur, heeft een medewerkster van de patiëntenadministratie de raadsman per e-mail de ontvangst van de bezwaren bevestigd en de stukken toegezonden. Bij deze stukken bevonden zich niet alleen het al toegezonden advies aan de directeur en een second opinion, maar ook een mededeling a-dwangbehandeling. Deze mededeling is aan klager uitgereikt op 27 maart 2020 om 13:35 uur. Daaruit blijkt dat geen rekening is gehouden met de namens klager aangevoerde bezwaren tegen het voornemen van een a-dwangbehandeling, waardoor de beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Ten slotte voldoet de a-dwangbehandeling niet aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Daar het toepassen van een dwangbehandeling een uiterst middel is, dient de behandeling slechts uitgevoerd te worden als blijkt dat vrijwillige inname van medicatie structureel geweigerd wordt en andere opties zijn uitgesloten.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De behandelend psychiater geeft nadrukkelijk aan dat klager medicatie nodig heeft. In het verleden is gebleken dat klager een gevaar voor zichzelf en de omgeving kan zijn, onder andere door het dreigen met brandstichting, bedreigend naar anderen overkomen en het hebben van paranoïde gedachten. Er zijn pogingen ondernomen om tot overeenstemming te komen over het behandelplan. Klager heeft langere tijd zijn medicatie vrijwillig gebruikt, maar heeft inmiddels gezegd verdere medicatie-inname niet meer te accepteren.

De behandelaars hebben advies uitgebracht waaruit blijkt dat het voortzetten van het medicatiebeleid essentieel is voor het kunnen waarborgen van klagers mentale stabiliteit. Klager functioneert naar hun oordeel momenteel stabiel op basis van een depot, maar wanneer dit depot is uitgewerkt, zal hij dereguleren met alle gevolgen van dien. Klager is beoordeeld door twee onafhankelijke psychiaters. Zij schrijven dat medicatie noodzakelijk is. Klager is bekend met schizofrenie, antisociale persoonlijkheidsproblematiek en middelafhankelijkheid. Vanwege zijn paranoïde gedachtes en (soms) dreigende houding wordt het noodzakelijk geacht dat klager medicatie krijgt en dat daarom een dwangbehandeling noodzakelijk is. Klager heeft de afgelopen maanden meerdere rapporten gehad vanwege bedreigingen en eenmaal voor brandstichting.

 

3.         De beoordeling

Het ontbreken van het behandelplan

De raadsman heeft in beroep aangevoerd dat de bestreden beslissing niet deugdelijk tot stand is gekomen, nu in het dossier het behandelplan ontbreekt. In de door de directeur toegezonden stukken bevindt zich evenwel een behandelplan, dat op 3 maart 2020 is besproken. Deze stukken zijn op 1 april 2020 ook naar de raadsman verstuurd. Op dit punt volgt de beroepscommissie de raadsman dan ook niet.

 

Het kenbaar maken van bezwaren

De raadsman heeft in beroep voorts aangevoerd dat de bezwaren die hij heeft ingediend tegen de voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling, niet zijn meegenomen bij de definitieve beslissing tot a-dwangbehandeling.

Op grond van artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) stelt de directeur de voorzitter van de commissie van toezicht, de raadsman van de gedetineerde, de curator en de mentor in kennis van een voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling uiterlijk drie dagen voor het nemen van die beslissing. Zij worden in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen de beslissing kenbaar te maken.

De Nota van Toelichting bij de Pm (Stb. 2013, 99) houdt ten aanzien van deze bepaling het volgende in:

“De NOvA [de Nederlandse Orde van Advocaten] richt zich in zijn advies, voor zover deze betrekking heeft op onderhavig besluit, in het bijzonder op de rechtsbescherming bij de dwangbehandeling. Ik heb in het advies aanleiding gezien de termijn voor de melding van de beslissing tot a-dwangbehandeling in de artikelen 34d, eerste lid, Rvt [Reglement verpleging ter beschikking gestelden], 22e, eerste lid, Pm en 49e, eerste lid, Rjj [Reglement justitiële jeugdinrichtingen] te verlengen van vierentwintig uur naar drie dagen. Voor alle betrokkenen ontstaat zo voldoende tijd om bezwaren tegen de beslissing kenbaar te maken. Hiermee wordt ook tegemoetgekomen aan de opmerking van de RSJ dat de termijn van vierentwintig uur onvoldoende is.

(…)

Ingeval van een a-dwangbehandeling meldt het hoofd van de inrichting respectievelijk de directeur reeds het voornemen tot een beslissing dwangbehandeling te verrichten aan de voorzitter van de commissie van toezicht. Deze laatste schakelt de maandcommissaris in (zie ook de artikelen 16c, derde lid, Bvt [Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden], 46e, derde lid, Pbw en 51e, derde lid, Bjj), die vervolgens onverwijld op bezoek gaat bij betrokkene. De commissie van toezicht heeft op die manier informatie om haar toezichtrol te vervullen en de maandcommissaris kan advies geven aan de betrokkene over zijn rechten en plichten, kan bemiddelen en kan de betrokkene ondersteunen bij een eventueel beroep. Het ligt voor de hand dat de maandcommissaris de betrokkene gedurende de periode dat de dwangbehandeling voortduurt, blijft volgen en indien nodig ondersteunen.

(…)

De melding wordt gedaan uiterlijk drie dagen voordat de beslissing wordt genomen. Dit om alle eerdergenoemde personen voldoende tijd te geven om betrokkene bij te staan en eventuele bezwaren tegen de dwangbehandeling kenbaar te maken.”

In de onderhavige zaak is de voorgenomen a-dwangbehandeling ondertekend op 24 maart 2020 en op 25 maart 2020, om 9:15 uur, aan klager uitgereikt. Op het moment dat de voorgenomen a-dwangbehandeling aan klager is uitgereikt, vangt de termijn als bedoeld in artikel 22e, eerste lid, van de Pm aan. De raadsman heeft zijn bezwaren op 27 maart 2020, om 13:45 uur, aan de directeur kenbaar gemaakt. De mededeling a-dwangbehandeling is op 27 maart 2020 ondertekend door de directeur en op diezelfde dag, om 13:35 uur, uitgereikt aan klager.

De beroepscommissie stelt vast dat de in artikel 22e, eerste lid, van de Pm genoemde termijn van drie dagen door de directeur niet is nageleefd. De beslissing tot a-dwangbehandeling is bovendien genomen reeds voordat de raadsman van klager zijn bezwaren tegen de beslissing kenbaar had gemaakt. De definitieve beslissing is daarmee in strijd met de voornoemde maatregel genomen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager en stelt de hoogte daarvan vast op €30,-.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 6 mei 2020.

     

            secretaris        voorzitter

Naar boven