Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2982/GA, 13 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2982/GA

betreft: [klager] datum: 13 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van ingediend door mr.C.A.M.J. Raymakers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 november 2003, verzonden op 17 december 2003, van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Flevoland, locatie Lelystad te Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voormeld, en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen op grond van aanwijzingen dat klager betrokken zou zijn bij een op handen zijnde vluchtpoging.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt -zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.
Klager is bovengenoemde ordemaatregel opgelegd op basis van informatie afkomstig van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (hierna: GRIP). Deze informatie zou afkomstig zijn van een anonieme bron en hield in dat er sprake zouzijn van een ontsnappingspoging van vier personen die met een helikopter zou worden gerealiseerd. De poging zou plaatsvinden in augustus/september 2003 op een oneven week op de donderdag. Gevoelsmatig zou het de week betreffenvolgende op die van de melding. De organisator zou een makelaar uit Roden zijn en er zou een bedrag van € 50.000,-- mee gemoeid zijn.
Dezelfde GRIP informatie vermeldt dat klager een bedrag van € 100.000,-- op zijn rekening heeft (hetgeen in het geheel niet het geval is) en in staat wordt geacht een gedetailleerd ontsnappingsplan uit te werken.
Naar aanleiding van deze informatie is klager in afzondering geplaatst en is zijn cel doorzocht.
Nu deze informatie niet is getoetst door de landelijk officier van Justitie, had de directeur hier geen waarde aan mogen toekennen. De opgelegde maatregel moet dan ook als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager functioneerde goed binnen de inrichting. Echter op het moment dat de GRIP-informatie binnenkwam, bestond er geen aanleiding aan de inhoud ervan te twijfelen. Derhalve is klager meteen meergenoemde maatregel opgelegd.

3. De beoordeling
Artikel 24 Pbw bepaalt dat de directeur bevoegd is een gedetineerde in afzondering te plaatsen. Op grond van artikel 23, eerste lid Pbw is dat onder meer mogelijk indien dit in het belang van de handhaving van de orde of deveiligheid in de inrichting noodzakelijk is. De beroepscommissie is van oordeel, dat de informatie, die de directeur bereikte, in redelijkheid aanleiding kon vormen voor de directeur om actie te ondernemen. Te meer nu dezeinformatie, afkomstig van het GRIP, concreet van aard was en aansloot bij vaststaande feiten. De omstandigheid dat de informatie op onderdelen onjuist of minder juist was, maakt dit niet anders.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager in afzondering te plaatsen, niet in strijd is met de wet, terwijl de beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonbillijk of onredelijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven