Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5135/GA, 6 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5135/GA             

          

Betreft [klager]            Datum 6 april 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de toepassing van geweld door een personeelslid jegens klager (AR 2019/611).

De beklagcommissie heeft op 28 oktober 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,-. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. B.J. de Bruijn en mevrouw […], juridisch medewerker bij de PI Alphen, gehoord op de zitting van 5 maart 2020 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Ter zitting bij de beklagcommissie heeft klager een document van de medische dienst overgelegd waaruit zou blijken dat bij hem letsel is geconstateerd aan zijn ribben, te weten een kneuzing aan zijn linker rib. Het klaagschrift spreekt niet over het bestaan van dit letsel en de zitting was daarom het eerste moment dat de directeur hiervan op de hoogte werd gesteld. De directeur heeft dit dus niet voorafgaand aan die zitting kunnen verifiëren.

De medische dienst heeft inmiddels bevestigd dat op 9 september 2019 een kneuzing is geconstateerd aan klagers linker rib. Het betreffende personeelslid heeft echter stellig aangegeven dat hij bij klagers herhaaldelijke weigering om zijn cel in te gaan, enkel zijn hand op zijn schouder heeft gelegd om klager met zachte dwang zijn cel in te kunnen begeleiden voor insluiting. Het is uiterst onwaarschijnlijk en zeer onaannemelijk dat de kneuzing aan klagers rib is ontstaan naar aanleiding van dit handelen. De enkele constatering van een kneuzing kan een dergelijke gevolgtrekking niet rechtvaardigen.

De beklagcommissie merkt op dat de directeur niet heeft weersproken dat klager intern is overgeplaatst naar een andere afdeling. De reden voor de interne overplaatsing was niet gerelateerd aan dit beklag. Klager verbleef in het huis van bewaring. Het is niet ongebruikelijk dat gedetineerden binnen het huis van bewaring worden overgeplaatst. Dit vanwege de doorstroom. De interne overplaatsing is bovendien geen onderdeel van klagers klacht.

De beklagcommissie is van oordeel dat het onderzoek naar de klacht zeer summier is geweest en stelt hiertoe dat slechts gesproken zou zijn met het betreffende personeelslid en niet met klager. Het afdelingshoofd heeft de klacht echter met klager besproken, dit blijkt ook uit het beklagformulier. Ook is naar aanleiding van de klacht navraag gedaan bij zowel het afdelingshoofd als het betreffende personeelslid. Camerabeelden zijn er niet, nu daar enkel sprake is van statische observatie. Er is geen schermutseling waargenomen.

Gelet op hetgeen het betreffende personeelslid heeft verklaard en gelet op wat hiervoor is aangevoerd, is voldoende aannemelijk dat het betreffende personeelslid enkel geoorloofde dwang heeft uitgeoefend om de orde in de inrichting te handhaven, nu klager tot drie keer toe weigerde zijn cel in te gaan.

 

Standpunt van klager

Het is het woord van klager tegen het betreffende personeelslid. In zijn situatie is het lastig  aan te kunnen tonen wat er gebeurd is. Hij is daarom naar de medische dienst gegaan. Ook heeft hij gevraagd om de camerabeelden en heeft hij een klacht ingediend. Er kan niet meer van klager worden verwacht. De beklagcommissie heeft op basis daarvan voldoende aannemelijk geacht dat het letsel is ontstaan door toedoen van de medewerker.

De medewerker was geen ‘volwaardige’ medewerker maar een ingehuurde medewerker. Ook voor het handelen van die medewerkers is de directeur verantwoordelijk. Het voorval vond plaats op 5 september 2019; op die dag heeft klager een verzoekbriefje voor de medische dienst ingevuld en pas op maandag 9 september 2019 kon klager terecht bij de medische dienst. Het letsel kan niet in de tussentijd zijn ontstaan. De overplaatsing is wel degelijk het gevolg geweest van de klacht. In klagers penitentiair dossier staat duidelijk dat door deze situatie een onhoudbare situatie was ontstaan op de afdeling. Ondanks meerdere verzoekbriefjes, heeft klager geen uitdraai van zijn penitentiair dossier ontvangen. De directeur saboteert de boel.

 

4. De beoordeling

Voor zover de directeur zich beklaagt over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Voor zover klager klaagt over de omstandigheid dat hij als gevolg van het incident, zo stelt klager, intern is overgeplaatst overweegt de beroepscommissie dat dat deel van het beklag buiten beschouwing wordt gelaten, nu dit onderdeel buiten de oorspronkelijke omvang van het beklag valt.

Handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak moet, behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Het insluiten van gedetineerden valt aan te merken als handelen (door of) namens de directeur.

Klager stelt dat een personeelslid bij het insluiten geweld heeft toegepast, als gevolg waarvan zijn rib is gekneusd. De directeur heeft ter zitting toegelicht dat naar aanleiding van de klacht navraag is gedaan bij het afdelingshoofd en het betreffende personeelslid. Het betreffende personeelslid stelt dat hij door een hand op klagers schouder te leggen heeft geprobeerd om klager met zachte dwang zijn cel in te begeleiden.

De beroepscommissie ziet onvoldoende grond om te twijfelen aan de verklaring van het desbetreffende personeelslid over de gang van zaken bij het incident. De omstandigheid dat de medische dienst een kneuzing aan de rib van klager heeft geconstateerd maakt dit niet anders. Deze kneuzing is een paar dagen na het incident vastgesteld, zodat naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk is dat dit letsel het gevolg is van het handelen van het personeelslid. 

Het leggen van een hand op de schouder van klager teneinde hem met zachte dwang zijn cel in te begeleiden, is een vorm van fysieke dwang die gezien de omstandigheden redelijk was. Er was sprake van een dreigende houding van klager tegenover het personeelslid en klager weigerde herhaaldelijk zijn cel in te gaan.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 6 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.J. Selnick Marzullo en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven