Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3473/SGA, 30 april 2020, schorsing
Uitspraakdatum:30-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer          S-20/3473/SGA                      

Betreft [verzoeker]      Datum 30 april 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 20 april 2020 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur en de reacties van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn op het schorsingsverzoek, en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de beslissing onbevoegd is genomen door de directeur van het JC Zaanstad, omdat hij al sinds 8 april 2020 in de PI Alphen verblijft. Verzoeker is niet gehoord alvorens de beslissing is genomen en zijn gedrag is louter positief. Voorts stelt verzoeker dat de twee disciplinaire straffen ten onrechte aan hem zijn opgelegd. Volgens verzoeker is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd.

De voorzitter constateert dat de degradatiebeslissing op 20 april 2020 is genomen door de directeur van het JC Zaanstad. Voorts is zij ambtshalve bekend met het feit dat verzoeker vanaf 9 april 2020 in de PI Alphen verblijft. Uit de schriftelijk inlichtingen van de directeur van de PI Alphen komt naar voren dat de bestreden beslissing in die inrichting ten uitvoer wordt gelegd. De voorzitter overweegt dat de directeur van de inrichting waar verzoeker op dat moment verblijft bevoegd is tot het nemen van een degradatiebeslissing, en dat de directeur van het JC Zaanstad niet bevoegd is beslissingen te nemen in naam van of ten behoeve van de (directeur van de) PI Alphen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de bestreden beslissing dan ook onbevoegd genomen. De voorzitter merkt op dat hoewel de degradatiebeslissing in de PI Alphen ten uitvoer wordt gelegd, uit diens inlichtingen overigens niet blijkt of de directeur van de PI Alphen nu ook zelf en op basis van een eigen en als zodanig aan verzoeker kenbaar gemaakte belangenafweging een beslissing tot degradatie heeft genomen. Echter, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zou een separaat degradatiebesluit van de directeur van de PI Alphen hoe dan ook niets afdoen aan het feit dat de beslissing waarvan nu schorsing wordt gevraagd niet door de daartoe bevoegde directeur genomen is, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 30 april 2020 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven