Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2690/GA, 20 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-19/2690/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 20 april 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: directeur)

 

1. De procedure

De directeur heeft op 26 november 2018 het verzoek van [klager] (hierna: klager) tot algemeen verlof afgewezen (A-2018-430).

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie heeft op 17 januari 2019 het beklag gegrond verklaard, de beslissing van de directeur vernietigd en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. A.H. Staring in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager beklaagde zich erover dat niet op zijn verlofaanvraag werd gereageerd, maar de beklagcommissie heeft geoordeeld over de afwijzing van zijn verlofaanvraag. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) stelt niet de eis dat de gedetineerde onverwijld in kennis wordt gesteld van de beslissing van de directeur. Klagers casemanager heeft hem evenwel ruim voordat het verlof zou kunnen plaatsvinden meegedeeld dat de aanvraag is afgewezen (anders dan in RSJ 28 februari 2012, 11/4044/GA).

Klagers verlofaanvraag is afgewezen, omdat er duidelijke aanwijzingen bestonden dat klager het slachtoffer heeft lastiggevallen. Klager en het slachtoffer wonen dicht bij elkaar in de buurt. Bij de politie bestonden signalen over “zeer hinderlijk stalkingsgedrag” in de richting van meerdere ex-vrouwen en ex-vriendinnen. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd, omdat er nog een strafzaak tegen klager liep. Er zou sprake zijn van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten.

Klagers laatste verlofaanvraag is toegewezen, in afwijking van het negatieve OM-advies, nadat zijn casemanager onderzoek heeft gedaan naar de lopende strafzaak. Klager is van 12 tot 14 januari 2019 op verlof geweest. De beroepscommissie heeft klagers beklag tegen de afwijzing van zijn eerste verlofaanvraag ongegrond verklaard (RSJ 30 januari 2019, R 18/2152/GA).

 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

Uitgebrachte adviezen

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager werd verdacht van een nieuw strafbaar feit. Hij zou een contactverbod hebben overtreden.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Door een administratieve misslag heeft de beroepscommissie eerst nu inhoudelijk kennisgenomen van dit beroep. De uitspraak heeft daardoor onnodig lang op zich laten wachten. Hoewel de wet daaraan geen gevolgen verbindt, erkent de beroepscommissie dat dit zeer onwenselijk is.

Klager was sinds 22 januari 2018 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek, wegens verkrachting, en een gevangenisstraf van drie weken met aftrek, wegens het wederrechtelijk binnendringen van een woning en vernieling of beschadiging. Op 5 februari 2019 is klager in vrijheid gesteld.

Klager heeft op 26 november 2018 een klaagschrift ingediend over het niet ontvangen van een beslissing op zijn verlofaanvraag. Op diezelfde dag is beslist om de verlofaanvraag af te wijzen. In de twee aanvullende klaagschriften van klagers raadsman (waarvan de eerste binnen zeven dagen na de afwijzende beslissing is ingediend) wordt inhoudelijk ingegaan op die afwijzing. De beroepscommissie merkt – evenals de beklagcommissie – het beklag daarom aan als te zijn gericht zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Klager kon in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat sprake was van een openstaande strafzaak en werd gevreesd voor verstoring van de openbare orde, ongewenste slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust.

Mede met inachtneming van de gegevens die de RSJ ambtshalve bekend zijn op grond van de uitspraak RSJ 30 januari 2019, R-18/2152/GA overweegt de beroepscommissie als volgt.

Uit het advies van het OM volgt dat er duidelijke aanwijzingen bestonden dat klager (ten tijde van het opstellen daarvan: recent) het slachtoffer van het door klager gepleegde delict had lastiggevallen en dat het door klager opgegeven verlofadres zich nabij de woonplaats van het slachtoffer bevond. De advocaat-generaal heeft verder te kennen gegeven dat het risico dat klager zich ernstig belastend jegens het slachtoffer zou gedragen niet door middel van het opleggen van een contact- en een locatieverbod kon worden ingeperkt, omdat klager zich in het verleden niet aan dergelijke voorwaarden heeft gehouden. Daarnaast zijn bij de politie meerdere signalen binnengekomen van hinderlijk gedrag van klager in de richting van verschillende ex-partners, die in sommige gevallen enkele kilometers van het verlofadres woonachtig zijn.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde aanwijzingen, die in beroep beter uiteen zijn gezet, een contra-indicatie vormden voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag rechtvaardigden. Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder d en g, van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 20 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven