Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3494/SGA, 29 april 2020, schorsing
Uitspraakdatum:29-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          S-20/3494/SGA

Betreft verzoeker Datum 29 april 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: de directeur) heeft op 23 april 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het ontvreemden van een product van de arbeid, ingaande op 23 april 2020 om 08.00 uur en eindigend op 30 april 2020 om 08.00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 22 april 2020, volgt dat verzoeker die dag op een werkzaal werkte waar koeken werden ingepakt. Een personeelslid zag verzoeker tijdens de pauze onder een werkbank zitten en zag dat hij een cupcake onder een karton had verstopt, kennelijk met het doel om die op te eten. Hoewel naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker de cupcake heeft ontvreemd of heeft willen ontvreemden, acht de voorzitter de opgelegde straf – gelet op de geringe waarde van een cupcake – disproportioneel. In zijn reactie heeft de directeur gewezen op de Sanctiekaart 2019 waarin zou staan dat voor het stelen van goederen een disciplinaire straf van zeven dagen eigen cel dient te worden opgelegd en dat voor het stelen van arbeidsmateriaal een disciplinaire straf van zeven dagen strafcel kan volgen. Hoewel het juist is dat de Sanctiekaart deze straffen noemt, moet rekening gehouden worden met het karakter van de Sanctiekaart. Het betreft slechts een richtlijn en bij de oplegging van de sanctie dient niet alleen gekeken te worden naar de in de Sanctiekaart genoemde straffen, maar ook naar de omstandigheden van het geval, waaronder (zoals in dit geval) de geringe ernst van het feit. De voorzitter zal het verzoek toewijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 29 april 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven