Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5402/GB, 17 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5402/GB                    

Betreft […]       Datum  17 april 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

Klaagster heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 27 november 2019 afgewezen.

Klaagster heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 27 december 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klaagsters raadsvrouw, mr. M.F.M. Ortner, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Een lid van de beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en […] namens verweerder, gehoord op de zitting van 28 februari 2020 in de PI Vught. […], […] en […], leden van de RSJ en […], secretaris bij de RSJ, waren als toehoorders aanwezig. Op verzoek van de voorzitter heeft verweerder nadere informatie ingewonnen bij de PI Zwolle, welke informatie per e-mailbericht op 2 maart 2020 bij de Raad is binnengekomen. Het e-mailbericht is ter kennisgeving aan partijen toegezonden. Voorts heeft de beroepscommissie ambtshalve kennisgenomen van drie uitspraken met betrekking tot de echtgenote van klaagster, te weten: RSJ 23 januari 2019, R-18/2097/GB, RSJ 23 januari 2019, R-18/1733/GB en RSJ 31 juli 2019, R-19/3163/GB.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Er gaat veel mis in deze zaak. Er is sprake van onjuiste informatie, afkomstig van de locatie Nieuwersluis, die klaagster steeds wordt tegengeworpen. Ook verweerder heeft deze onjuiste en tevens verouderde informatie gebruikt om klaagsters verzoek tot overplaatsing af te wijzen. Ook het selectieadvies van de locatie Ter Peel bevat onjuistheden met betrekking tot het multidisciplinair overleg (MDO). Zo blijkt de reden waarom het MDO zich van advies onthoudt niet te kloppen. Klaagster heeft momenteel meerdere procedures lopen om dit allemaal recht te zetten. Klaagster en haar echtgenote zijn beiden een procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering gestart, omdat er in de informatie in hun dossiers sprake zou zijn van laster of smaad. Deze verzoeken zijn echter afgewezen.

Ook klaagster heeft, als gedetineerde, recht op family life op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klaagster heeft haar echtgenote in de locatie Nieuwersluis leren kennen en hier is hun family life ontstaan. Er zijn gevallen bekend van familieleden, bijvoorbeeld twee broers, een vader en zoon, die in dezelfde inrichting mogen verblijven, waardoor hun recht op family life wordt gewaarborgd. Klaagster zou ook de kans moeten krijgen om met haar echtgenote in één inrichting te verblijven, ook al zou het niet op dezelfde afdeling zijn. De informatie dat de PI Zwolle maar één afdeling zou hebben klopt niet, aangezien er twee afdelingen zijn.

Klaagster en haar echtgenote verbleven in de locatie Nieuwersluis op één cel, totdat zij onvrijwillig uit elkaar zijn gehaald. Klaagsters echtgenote is overgeplaatst op basis van onjuiste informatie. Klaagster zou met haar echtgenote een blok hebben gevormd. Klaagster en haar echtgenote hebben echter altijd op groen gestaan en zij zijn nooit gewaarschuwd of aangesproken op hun gedrag, waardoor de scheiding voor hen als een totale verrassing kwam. Indien medegedetineerden bang waren voor hen, had dit moeten worden besproken. Indien een dubbelplaatsing op een cel niet functioneert, dan worden de personen gewoonlijk uit elkaar geplaatst. Klaagsters echtgenote is echter meteen overgeplaatst, terwijl zij tot dat moment op dezelfde cel verbleven.

Klaagster komt uit de regio Eindhoven, waar ook haar delict heeft plaatsgevonden. Klaagsters voormalige echtgenoot was een bekende in die regio, waardoor zij nu continu wordt herkend door mensen uit het verleden. Dit leidt bij klaagster tot medische klachten en hyperventilatie. Het gaat niet goed met klaagster in de locatie Ter Peel. Klaagster voelt zich daar ontzettend onprettig en wil daar graag weg. Het klopt niet dat klaagster zich na detentie in Eindhoven zou willen vestigen. Integendeel, zij wil daar juist weg aangezien het delict daar is gepleegd en klaagster niet meer met mensen uit haar verleden in aanraking wil komen. Zij wil naar het oosten van het land om zich daar na detentie te vestigen. Het is geen probleem voor haar familie om haar daar te komen bezoek. Zwolle zou zelfs minder ver zijn voor haar zoon om haar daar te komen bezoeken. Haar zoon komt om de week op bezoek. Haar dochter woont in Eindhoven. Klaagsters schoonfamilie verblijft in Kampen. Klaagster ziet haar echtgenote maar één keer in de drie maanden. Zij zien elkaar dan twee uren. Haar echtgenote zit in een rolstoel, daarom is het handiger als klaagster naar haar toe gaat. Een belregeling hebben zij zelf af moeten dwingen. Klaagsters echtgenote mag tien minuten per week bellen naar klaagster. Klaagster en haar echtgenote schrijven elkaar iedere dag. De moeder van klaagster echtgenote is ziek. Klaagsters echtgenote is in de PI Zwolle gebonden aan haar huidige cel. Zij heeft in haar cel een douchestoel en zij moet met een lift worden verplaatst. Klaagsters echtgenote kan niet deelnemen aan de arbeid. Zij is arbeidsongeschikt. Zij heeft veel ziekenhuisbezoeken, gebruikt veel morfine en de kans is aanwezig dat in de toekomst haar onderbeen moet worden geamputeerd.

Standpunt van verweerder

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) is de locatie Ter Peel de juiste inrichting voor klaagster gelet op haar BRP-adres in Eindhoven. Klaagsters partner is op 14 mei 2018 uit de locatie Nieuwersluis overgeplaatst naar de PI Zwolle op grond van de orde, rust en veiligheid. Klaagster is vervolgens op 3 oktober 2019 met haar partner getrouwd. Dit is echter geen reden om beiden in dezelfde inrichting te plaatsen. Net als mannen en vrouwen die in detentie verblijven, kunnen zij een beroep doen op de verlofregeling van artikel 26 van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Op 18 december 2019 is aan klaagster een dergelijk verlof met begeleiding gehonoreerd. Het recht op family life wordt derhalve via de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en artikel 26 van de Pbw voldoende gewaarborgd.

Volgens klaagster wordt er te veel gewicht toegekend aan de incidenten die tijdens hun gezamenlijk verblijf in de locatie Nieuwersluis hebben plaatsgevonden. Het gedrag van hen samen heeft echter tot incidenten en conflicten geleid en voor veel onrust gezorgd binnen de locatie Nieuwersluis. Volgens de directeur was er sprake van blokvorming van de beide vrouwen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot overplaatsing van klaagsters echtgenote. Tevens wordt gesteld dat het uit elkaar plaatsen van klaagster en haar echtgenote gebaseerd is op onjuiste informatie. Het dossier bevat echter geen informatie die deze stelling kan bevestigen en verweerder moet beslissen op de in het dossier aanwezige informatie. Voor het nemen van een selectiebeslissing wordt niet alleen gekeken naar het selectieadvies. Het is volgens de directeur van de PI Zwolle niet mogelijk om klaagster op een andere afdeling binnen de PI Zwolle te plaatsen, daar de inrichting maar één gevangenisafdeling voor vrouwen heeft.

De directeur van de locatie Ter Peel geeft in het selectieadvies aan de plaatsing van echtparen in dezelfde inrichting niet te willen faciliteren. In het kader van de rust en veiligheid kan dit een verhoogd risico betekenen. Voor zover klaagster meent dat de opvatting van het MDO niet juist is weergegeven in het selectieadvies van de locatie Ter Peel, dan betreft dit de interne gang van zaken bij de inrichting en kan klaagster hierover klagen bij de Commissie van Toezicht van die inrichting.

In een e-mailbericht van 2 maart 2020 heeft verweerder desgevraagd laten weten dat er in de PI Zwolle twee afdelingen zijn die (gedeeltelijk) zijn bestemd voor vrouwen (reguliere gevangenis). Eén afdeling heeft ISD (lang) cellen in combinatie met een aantal reguliere gevangeniscellen (op deze afdeling verblijft de partner van klaagster). De andere afdeling bevat alleen cellen met bestemming gevangenis regulier.

 

3. De beoordeling

Klaagster verblijft op dit moment in de gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum. Zij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Zwolle, waar haar partner verblijft, met wie zij op 3 oktober 2019 is getrouwd.

Ingevolge artikel 25, zevende lid, van de Regeling, worden gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, in beginsel in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst. Indien in het arrondissement geen gevangenis is aangewezen, dan wel geen plaats in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klaagsters vestigingsadres ligt in Eindhoven. In dat arrondissement (Oost-Brabant) ligt geen gevangenis met een reguliere afdeling voor vrouwen. De locatie Ter Peel bevindt zich in een aanpalend arrondissement (Limburg) en is dus de juiste inrichting voor klaagster.

De beroepscommissie acht het uitgangspunt dat het in verband met de orde, rust en veiligheid in het algemeen niet wenselijk is dat echtgenoten in dezelfde inrichting verblijven, niet onredelijk. In de zaak van klaagster geldt in het bijzonder nog het volgende.

Klaagster heeft haar echtgenote in de locatie Nieuwersluis ontmoet. In die locatie hebben zij op een gegeven moment ook samen op één cel verbleven, totdat klaagsters echtgenote op14 mei 2018, op grond van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, is overgeplaatst naar de PI Zwolle. Op 31 mei 2018 is klaagster – op eigen verzoek – vanuit de locatie Nieuwersluis overgeplaatst naar de locatie Ter Peel. Nu klaagsters echtgenote in de PI Zwolle verblijft, wenst klaagster te worden overgeplaatst naar die inrichting.

In de onder 1. genoemde uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ naar aanleiding van door klaagsters echtgenote ingestelde beroepen is haar uitplaatsing uit de locatie Nieuwersluis in 2018 (mede) onderwerp van het oordeel van de beroepscommissie geweest.

In RSJ 23 januari 2019, R-18/1733/GB, was de overplaatsing van klaagsters echtgenote uit de locatie Nieuwersluis naar de PI Zwolle het onderwerp. De beroepscommissie heeft in deze uitspraak onder meer overwogen:
“dat de directie (van de locatie Nieuwersluis) de klachten over het gedrag van klaagster meermalen grondig heeft onderzocht en ook een breder onderzoek daarnaar heeft laten verrichten. De gegevens leiden naar het oordeel van de beroepscommissie tot de conclusie dat er een goede reden was om, in het belang van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, het verblijf van klaagster in de locatie Nieuwersluis te beëindigen en haar over te plaatsen.”

In RSJ 31 juli 2019, R-19/3163/GB, heeft de beroepscommissie het beroep van klaagsters echtgenote tegen de afwijzing van haar verzoek tot overplaatsing van de PI Zwolle naar de locatie Ter Peel ongegrond verklaard. In deze uitspraak heeft de beroepscommissie onder meer het volgende overwogen:
“Op basis van de stukken is aannemelijk dat klaagster en haar vriendin (de beroepscommissie merkt op: klaagster in onderhavig beroep) een grote invloed hadden op de negatieve sfeer op de leefafdeling. Dat heeft geleid tot overplaatsing van klaagster naar een andere inrichting.”

Hiermee staan voor de beroepscommissie deze feiten vast. Dat klaagster het hier niet mee eens is, doet hier niets aan af. De beroepscommissie vindt de door klaagster ingebrachte argumenten niet overtuigend.

Naar het oordeel van de beroepscommissie wordt klaagsters recht op family life voldoende gewaarborgd doordat klaagster op grond van artikel 26 van de Pbw en artikel 27 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, haar echtgenote kan bezoeken. Klaagster maakt inmiddels al gebruik van deze mogelijkheid. Dat klaagster en haar echtgenote eerder in dezelfde inrichting, en zelfs op één cel, hebben mogen verblijven betekent niet dat klaagster daar nu nog aanspraak op zou kunnen maken. Dit klemt te meer nu klaagsters echtgenote - zie ook de hiervoor aangehaalde uitspraken - is overgeplaatst op grond van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Dat het inmiddels bijna twee jaar geleden is dat klaagsters echtgenote is overgeplaatst doet hier niet aan af. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid het verzoek tot overplaatsing heeft kunnen afwijzen, daar het niet wenselijk is dat klaagster en haar echtgenote weer in dezelfde inrichting verblijven, ook al zou dit ieder op een andere afdeling zijn. Ook met het oog op de in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM genoemde belangen (met name het voorkomen van wanordelijkheden en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen), wegen in dit geval de belangen van orde, rust en veiligheid in de inrichting zwaarder dan klaagsters recht op family life. In zoverre is er sprake van een gerechtvaardigde beperking op klaagsters recht op family life.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven