Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5633/GA, 15 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5633/GA             

Betreft [klager]            Datum 15 april 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het doorgeven van hasj aan een medegedetineerde door het onder de afdelingsdeur door te schuiven, ingaande op 24 september 2019 (ZB-2019-557).

De alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 20 december 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. J. de Haan, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Zuyder Bos (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontkent 2,1 gram hasj verpakt in een papiertje onder de deur naar een medegedetineerde te hebben geschoven. Hij heeft in zijn verhoor aangegeven een papiertje met daarop een telefoonnummer te hebben doorgegeven. Ook in een later gevolgd besluit tot overplaatsing wordt over het incident van 24 september 2019 het volgende aangegeven: ‘u heeft op 24 september 2019 een rapport gekregen wegens iets doorgeven onder een deur door. Er is niet achterhaald wat dit was’. Dat klager hasj onder de deur geschoven heeft blijkt onvoldoende uit de feiten.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader schriftelijk toegelicht.

 

3. De beoordeling

Uit het schriftelijk verslag blijkt kort gezegd dat de rapporteur op 24 september 2019 zag dat klager in gesprek ging met een andere gedetineerde, vervolgens de keuken inging en toen hij terug kwam, een voorwerp lijkend op een stuk papier onder de gele deur doorschoof naar de andere gedetineerde, die het vervolgens oppakte en in zijn broekzak stopte. In de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf staat vermeld dat de medegedetineerde het voorwerp op verzoek van het personeel heeft overhandigd. Dit bleek 2,1 gram hasj verpakt in een stukje papier te zijn. Op het stukje papier bleek geen telefoonnummer te staan.

De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk is geworden dat klager 2,1 gram hasj onder de afdelingsdeur heeft geschoven, dat vervolgens door een medegedetineerde is opgepakt. Hetgeen in de beslissing tot overplaatsing staat vermeld, waarnaar klager verwijst, doet daar niet aan af. Gelet op de aard en de ernst van het feit, het bezit en handel van (soft)drugs in de inrichting, kon daarom in redelijkheid de disciplinaire straf aan klager worden opgelegd.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

Deze uitspraak is op 15 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven