Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2650/GA, 17 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

nummer:         R-19/2650/GA

betreft: [klager]            datum: 17 april 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting Grave, gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2019 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman mr. S.B.M.A. Engelen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de lange duur (9 uur en een kwartier) die klager op 19 oktober 2018 in de arrestantenbus heeft gezeten, zonder dat hij heeft kunnen eten en drinken (GO-2018/596).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie is niet bevoegd kennis te nemen van klachten met betrekking tot de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O). Indien de beklagcommissie wel hiertoe bevoegd is, is in onderhavig geval geen sprake van een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60 van de Pbw zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voorts geeft de directeur aan dat aan alle gedetineerden die worden gelicht een lunchpakket en drinken wordt meegegeven. De buitengewoon lange duur van de rit was onvoorzienbaar nu planning en routering bij DV&O liggen. Het was daardoor ook niet voorzienbaar dat één lunchpakket onvoldoende zou zijn. Tot slot geeft de directeur aan dat indien klager tijdens etenstijd op het politiebureau was, dan wel voorzien werd dat hij nog enige tijd onderweg zou zijn, dit onder verantwoordelijkheid van de politie te Houten valt.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Hoewel het OM het vervoer verzorgde, valt de wijze waarop klager werd vervoerd onder de zorgplicht van de directeur op grond van artikel 26 van de Pbw en artikel 32, tweede lid, van de European Prison Rules. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de beroepscommissie stelt klager dat onder omstandigheden sprake kan zijn van een zorgplicht van de directeur met betrekking tot rechtsgangvervoer.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat op 19 oktober 2018 sprake was van rechtsgangvervoer nu klager werd vervoerd in het kader van een verhoor op het politiebureau. Zoals de beroepscommissie eerder heeft geoordeeld in RSJ 23 juni 2015,15/786/GA, RSJ 20 augustus 2013, 13/1628/GA en RSJ 3 juli 2014, 14/266/GA, kan sprake zijn van een zorgplicht van de directeur met betrekking tot rechtsgangvervoer, ook al is het niet diens verantwoordelijkheid om dergelijk vervoer aan te vragen en te regelen.

Uit artikel 6, eerste lid, van de Regeling vervoer van justitiabelen (de Regeling) volgt dat indien de transportuitvoerder eerder of later dan het afgesproken tijdstip of na de reguliere openingstijden van een inrichting bij de inrichting zal arriveren om een of meer justitiabelen op te halen dan wel te laten insluiten, de transportuitvoerder contact opneemt met de directeur of het hoofd van de ontvangende inrichting.

Uit artikel 16, eerste lid, van de Regeling volgt dat de directeur of het hoofd van de inrichting, indien is te voorzien dat de justitiabele tijdens het transport een maaltijd moet gebruiken, een lunchpakket en drinken meegeeft aan de transportgeleider die de justitiabele op het daartoe geëigende moment van eten en drinken voorziet.

De beroepscommissie overweegt dat niet is gebleken dat met de directeur contact is opgenomen met betrekking tot de lange duur van verzoekers transport. Het was niet voorzienbaar voor de directeur dat het transport zo lang zou duren zodat één lunchpakket en drinken onvoldoende zouden zijn, nu kennelijk pas bij aankomst op het politiebureau bleek dat het verhoor was geannuleerd. De directeur heeft in onderhavig geval zijn zorgplicht ten aanzien van klagers rechtsgangvervoer op 19 oktober 2018 niet geschonden. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 17 april 2020.

 

 

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven