Nummer R-19/5601/G
Betreft [Klager]
Datum 31 maart 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 november 2019 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft dat bezwaar op 19 december 2019 ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. J. Verstegen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De reistijd voor klagers familie zou aanzienlijk korter zijn als klager in een PI in de omgeving van Delft zou zijn gedetineerd. Klagers ouders, die op leeftijd zijn en met gezondheidsklachten kampen, wonen in Delft. Reizen is voor hen extra belastend. Door de huidige reisafstand zijn de mogelijkheden voor klager om bezoek te kunnen ontvangen zeer beperkt. Hij heeft weliswaar geen verblijfsstatus in Nederland, maar een uitzetting naar Mogadishu is vanwege de veiligheidstoestand daar niet mogelijk. Klager verblijft al sinds 1993 met zijn ouders en broertjes en zusjes in Nederland. Een daadwerkelijke uitzetting lijkt met het oog op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dan ook niet waarschijnlijk. Hij heeft vaker in straf- en vreemdelingendetentie verbleven, maar is nooit uitgezet. Ook op dit moment zijn nog geen stappen ondernomen om hem uit te zetten. Bovendien heeft hij een asielaanvraag gedaan die nog aanhangig is. Het hoger beroep in klagers strafzaak dient momenteel bij het gerechtshof Den Haag. Hij heeft dan ook een groot belang bij een plaatsing in deze omgeving, terwijl het actuele belang bij een plaatsing in de PI Ter Apel relatief gering is.
Standpunt van verweerder
Nu niet in geschil is dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, voldoet hij aan de eisen om in de PI Ter Apel te worden geplaatst, zoals bedoeld in artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Indien de medische situatie van klagers ouders zodanig is dat zij hem vanwege de reisafstand naar de PI Ter Apel niet kunnen bezoeken, dient klager dit door middel van een advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering aan te tonen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarom kan niet worden gesteld dat een overplaatsing op medische gronden is geïndiceerd. Het beoordelen van de vraag of een vreemdeling al dan niet moet worden uitgezet, valt niet onder de bevoegdheid van verweerder. Op 14 januari 2019 (de beroepscommissie begrijpt: 14 januari 2020) heeft verweerder contact gehad met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Daaruit is gebleken dat er momenteel geen asielaanvraag van klager in behandeling is. Voor zover klager heeft aangevoerd dat het hoger beroep in zijn strafzaak bij het gerechtshof Den Haag dient, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij door de plaatsing in de PI Ter Apel niet bij de zitting aanwezig kan zijn. De bestreden beslissing is op juiste gronden genomen en er is geen sprake van bijzondere omstandigheden op basis waarvan van het beleid moet worden afgeweken.
3. De beoordeling
Klager verbleef in het huis van bewaring (HVB) van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 19 december 2019 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat is vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
- voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
- een vrijheidsstraf; of
- een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.
Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.
De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Onweersproken is dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Hij voldoet aan de eisen van artikel 20b van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. De vraag of een uitzetting daadwerkelijk mogelijk is, dan wel of het waarschijnlijk is dat daadwerkelijk tot uitzetting van klager zal worden overgegaan, is niet aan verweerder om te onderzoeken en/of te beantwoorden. De IND heeft op 14 januari 2020 te kennen gegeven dat op dit moment geen asielaanvraag van klager in behandeling is. Een overplaatsing naar de PI Ter Apel brengt vanwege de ongunstige ligging, slechte bereikbaarheid en reisafstand vrijwel immer bezoekproblemen met zich mee. Klager heeft evenwel niet toegelicht, noch onderbouwd dat zijn ouders niet in staat zouden zijn hem in de PI Ter Apel te bezoeken, anders dan dat het extra belastend voor ze is. Wat betreft klagers strafzaak, waarvan het hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag dient, geldt dat, bij gebreke van een onderbouwing van klager daaromtrent, niet is gebleken dat hij door de overplaatsing naar de PI Ter Apel in zijn belang van een goede voorbereiding van het hoger beroep in zijn strafzaak wordt geschaad.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 31 maart 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
secretaris voorzitter