Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3449/SGA, 21 april 2020, schorsing
Uitspraakdatum:21-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          S-20/3449/SGA

   

           

Betreft verzoeker

Datum 21 april 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 16 april 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, met observatie door middel van cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, in verband met een lopend onderzoek naar een voorbereiding tot ontvluchting en in verband met verzoekers eigen veiligheid, ingaande op 16 april 2020 om 17.00 uur en eindigend op 30 april 2020 om 17.00 uur. De ordemaatregel wordt ten uitvoer gelegd op de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG).

Verzoekers raadsman, mr. D.C. Dorrestein, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft de directeur in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verzoek te reageren. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de reden van de opgelegde ordemaatregel niet duidelijk is. Verzoeker is alleen mondeling medegedeeld dat hij op de BPG in afzondering - en met cameratoezicht - geplaatst zou worden, omdat er een onderzoek loopt naar een mogelijke voorbereiding tot ontvluchting. Verzoeker heeft van deze beslissing nog geen schriftelijke mededeling ontvangen van de directeur. Verzoeker wordt daarnaast verplicht om detentiekleding te dragen en mag alleen nog (telefonisch) contact hebben met zijn raadsman. Verzoeker is het niet eens met de opgelegde maatregelen. 

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat er informatie is binnengekomen dat verzoeker mogelijk betrokken is bij een voorbereiding tot ontvluchting vanuit de PI. Hiervoor zouden ook al materialen verzameld zijn. In afwachting van de uitkomsten van een lopend onderzoek naar deze informatie, is verzoeker op grond van een ordemaatregel in afzondering geplaatst. De schriftelijke mededeling daarvan is op 17 april 2020 om 11.20 uur aan verzoeker uitgereikt. De ordemaatregel wordt - in overleg met de Minister voor Rechtsbescherming - ten uitvoer gelegd in een cel in de BPG, omdat de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel in een cel op verzoekers eigen unit op ernstige bezwaren stuit. Het is hangende het onderzoek van belang dat verzoeker niet in contact komt met medegedetineerden van zijn eigen unit. Op dit moment is niet duidelijk welke medegedetineerden eventueel betrokken zouden kunnen zijn bij de voorbereiding tot ontvluchting van verzoeker. De directeur acht cameratoezicht noodzakelijk, omdat de gedragsdeskundige aangeeft dat verzoeker, gezien zijn pathologie, thrillseeking en het omgaan met negatieve gevoelens, onder spanning impulsief kan reageren met agressief gedrag, wat ook terug te zien is in zijn indexdelict. De gedragsdeskundige heeft daarom geadviseerd verzoeker te observeren door middel van cameratoezicht. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat verzoeker, vanuit zijn  impulsiviteit en gelet op zijn lange detentie, een einde aan zijn leven wil maken. Om dit te voorkomen en de orde, rust en veiligheid te waarborgen acht de directeur het noodzakelijk verzoeker te observeren door middel van cameratoezicht en heeft verzoeker - volgens protocol - een scheurhemd aan gekregen. Er zijn aan verzoeker niet meer beperkingen opgelegd dan de opgelegde ordemaatregel. Namens verzoeker is niet precies aangegeven welke beperkingen nog meer van kracht zouden zijn, zodat de directeur hierop niet kan reageren. 

De voorzitter constateert dat de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing op 17 april 2020 om 11.20 uur aan verzoeker is uitgereikt.

De voorzitter overweegt dat, nu de directeur over informatie beschikt met betrekking tot een mogelijke ontvluchting van verzoeker vanuit de PI, voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekers plaatsing in afzondering in de BPG op dit moment noodzakelijk is in afwachting van de uitkomsten van een lopend onderzoek naar deze mogelijke ontvluchting vanuit de PI.  Daarnaast is het naar het voorlopig oordeel van de voorzitter uit de stukken voldoende aannemelijk geworden dat het opgelegde cameratoezicht en het - volgens protocol - dragen van een scheurhemd op dit moment noodzakelijk is. De gedragsdeskundige heeft onderbouwd aan de directeur hiertoe geadviseerd, omdat niet uit te sluiten valt dat verzoeker een einde aan zijn leven zal maken en hij impulsief kan reageren als hij spanning ervaart. Voorts overweegt de voorzitter dat niet gebleken is dat aan verzoeker - zoals zijn raadsman stelt - beperkingen zijn opgelegd, anders dan de beperkingen die vallen onder de opgelegde ordemaatregel. Gelet op al het voorgaande is de bestreden beslissing van de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet onredelijk of onbillijk. Het verzoek zal worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 21 april 2020 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven