Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3300/SGA, 24 maart 2020, schorsing
Uitspraakdatum:24-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer S-20/3300/SGA

 

Betreft [verzoeker]

Datum 24 maart 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur) heeft op 20 maart 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, waarvan zeven dagen voorwaardelijk, vanwege opruiend gedrag en het stoken van onrust door te roepen dat er een opstand komt, ingegaan op 20 maart 2020 15:00 en eindigend op 27 maart 2020 om 15:00 uur, met een proeftijd van drie maanden.

Verzoekers raadsman, mr. Y. ten Tuijnte, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke reactie van de directeur en het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk is, omdat hij niet individueel verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 20 maart 2020, komt naar voren dat een gespannen sfeer heerste op de afdeling en tijdens de recreatie vanwege maatregelen in verband met het coronavirus. Tijdens het luchtmoment hoorde een medewerker gedetineerden praten over een protest. De directeur geeft aan dat verzoeker na afloop van het luchtmoment extra door het personeel moest worden aangesproken om weer naar binnen te gaan. Bij terugkomst op de afdeling was er een (fysiek) conflict tussen een medegedetineerde en een medewerker. Medegedetineerden, waaronder verzoeker, bemoeiden zich met dit conflict door te roepen ‘dit kan toch niet zo’, ‘hij krijgt geen lucht’ en ‘dit is echt belachelijk’. Verzoeker moest fysiek worden tegengehouden door het personeel om te voorkomen dat hij dichterbij het conflict zou komen.

De voorzitter overweegt dat verzoeker is gestraft voor opruiend gedrag en het stoken van onrust door te roepen dat er een opstand komt. Uit de inlichtingen van de directeur is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onvoldoende aannemelijk geworden dat hij zich daar schuldig heeft  gemaakt, nu door het personeel niet is waargenomen dat verzoeker dit daadwerkelijk heeft gedaan. Uit het schriftelijk verslag komt niet naar voren dat verzoeker medegedetineerden heeft gevraagd mee te doen met een protest of heeft geroepen dat er een opstand komt. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing van de directeur zodanig onredelijk en onbillijk dat er termen aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 24 maart 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven