Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0193/TA C, 29 november 1999, beroep
Uitspraakdatum:29-11-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 99/193/TA

betreft: [klager] datum: 29 november 1999

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 21 juli1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 juli 1999 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de TBS-kliniek “De Kijvelanden” te Poortugaal, betreffende de beslissing d.d. 9 juni 1999 van - naar het klaagschrift aangeeft -een “sociotherapeute” tot oplegging aan klager van “kamerarrest”,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht alsmede de uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard inzijn verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.

Klager is in de gelegenheid gesteld om zijn beroep schriftelijk toe te lichten. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het beroep te reageren en heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De standpunten

Klager blijft bij zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Hij bestrijdt dat het onmogelijk was om voorafgaand aan de insluiting in zijn kamer met hem te praten, zoals het afdelingshoofd stelt. In aanmerking moetvoorts genomen worden dat de staf zelf onder spanning stond vanwege de algemene interne problematiek op de afdeling “Saffier” en daardoor niet in staat was tot een goede beoordeling van klagers handelen. Hij vindt het verder onjuistdat geen verweer mogelijk is in de regelmatig voorkomende gevallen dat de staf bewust tot afzondering voor “slechts” 18 uur overgaat.

Het hoofd van de inrichting blijft ten aanzien van de feitelijke toedracht van het onderhavige incident en de reactie daarop door de staf bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, met dien verstande dat in beroepwordt aangegeven dat tegenover de beklagcommissie ten onrechte het woord afzondering is gebezigd. Onder verwijzing naar in dezen toepasselijk geachte wetsartikelen wordt gesteld dat van afzondering in de zin van de BVT geen sprakewas. Daarvan is eerst sprake als een bewoner wordt ingesloten in een gangbare woon- of verblijfsruimte en daarbij zijn recht om tenminste vier uren per dag met medeverpleegden door te brengen wordt beperkt. Klagers recht op contactmet medebewoners is op 9 en 10 juni 1999 niet beperkt. Hij heeft op elk van deze dagen tenminste vier uren met een of meer medeverpleegden kunnen doorbrengen. In uitbreiding van dit recht is niet voorzien in de inrichtingsregels,noch in zijn verplegings- en behandelingsplan. In de afdelingsregels voor de beveiligde afdeling staat slechts: van 22.00 – 7.00 uur wordt de bewoner ingesloten in zijn kamer.

2. De beoordeling

Bij de beantwoording van de vraag of klager in het beklag kan worden ontvangen dient te worden beoordeeld of er sprake is van afzondering van een zodanige duur dat deze beklagwaardig is.

Artikel 1, aanhef en onder z, van de BVT luidt:
“In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder afzondering: het insluiten van een verpleegde in een gangbare woon- of verblijfsruimte, de persoonlijke verblijfsruimte daaronder begrepen, in afwijking van de in deinrichting geldende regels.”
Op klagers afdeling geldt krachtens de afdelingsregels voor de beveiligde afdeling:
“Van 22.00 – 7.00 uur wordt de bewoner in zijn kamer ingesloten.”
Klager is ingesloten geweest van 9 juni 1999 te omstreeks 16.30 uur tot 10 juni te 10.30 uur.
Hij is derhalve ingesloten in afwijking van de voormelde afdelingsregel. Daarom moet worden geconcludeerd dat van afzondering dient te worden gesproken.

Tegen een beslissing tot afzondering staat ingevolge artikel 57, derde lid, van de BVT eerst beklag open nadat deze twee dagen heeft geduurd. Daar de bestreden beslissing voor minder dan twee dagen van kracht is geweest dient teworden geoordeeld dat deze niet vatbaar is voor beklag.

De beklagcommissie heeft klager derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard in het beklag.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 25 november 1999.

secretaris voorzitter

Naar boven