Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4859/GA, 31 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/4859/GA

 

betreft: [klager]            datum: 31 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 september 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2019, gehouden in de p.i. Vught, is mevrouw […], juridisch medewerker bij de p.i. Sittard, gehoord. Klager, alsmede zijn raadsvrouw waren niet in staat om aanwezig te zijn bij de behandeling van het beroep. De beroepscommissie heeft het verzoek tot aanhouding afgewezen en beslist om van het verhandelde ter zitting een verslag van horen op te maken. Aan partijen is dit verslag toegezonden, waarbij klager en zijn raadsvrouw in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren. Binnen de gegeven termijn is geen reactie binnengekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het voorhanden hebben van een iPhone met bijbehorende oplader, oordopjes en een geprepareerd mes (G-2019-000221).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Klager is het niet eens met de opgelegde disciplinaire straf van veertien dagen in eigen cel vanwege het aantreffen van een telefoon en een broodmes. Klager is gedurende de laatste zeven dagen geplaatst in een isoleercel. De hoogte van de straf is niet in overeenstemming met de toen geldende landelijke sanctiekaart. Het broodmes had het personeel al eerder gezien bij klager en het is onredelijk dat hij ineens voor het in zijn bezit hebben daarvan wordt gestraft. De directie stelt dat sprake was van een geprepareerd mes. Het betrof echter een simpel broodmes dat behoorde tot de standaardinventaris van de p.i. De mobiele telefoon die is aangetroffen tijdens de spitactie is de telefoon van klager. Deze telefoon zat in de preciosazak op de BAD-afdeling. Klager had hier zelf nooit aan kunnen komen en heeft daarom, naar waarheid, verklaard dat een medewerker van de p.i. deze voor hem uit de zak heeft gehaald en aan hem heeft gegeven. Dit werd niet geloofd. Indien dit niet wordt geloofd, is het de vraag hoe klager dan aan zijn eigen telefoon had kunnen komen. Vervolgens is klager, omdat hij volgens de directie loog over het verkrijgen van de telefoon, overgeplaatst naar een isolatiecel voor de laatste zeven dagen van de aan hem opgelegde disciplinaire straf. Omdat klager de naam heeft genoemd van het personeelslid dat hem zijn telefoon heeft gegeven, is klager overgebracht naar een isolatiecel en daarna met spoed overgeplaatst naar een andere p.i.

Klager is overgeplaatst naar het Justitieel Complex Zaanstad, maar – onder meer – zijn telefoon is niet mee verhuisd. Dit terwijl door de directie van de p.i. is toegezegd dat de telefoon terug zou worden gestopt in de preciosazak op de BAD-afdeling. Ook zijn andere goederen verdwenen uit de preciosazak na het incident waartegen beklag is ingesteld, waaronder de huissleutels en sieraden van klager. Deze goederen wil klager graag terug.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het beroepschrift is gesteld dat klager nog een aantal goederen mist. De iPhone en oplader zijn nog in de p.i. Sittard. Onbekend is of de goederen daar nog zijn in het belang van het onderzoek of dat deze per abuis nog niet naar klager zijn toegestuurd. Het mes dat is aangetroffen bij klager betreft een broodmes dat is geprepareerd. Het is zichtbaar dat het mes is geprepareerd. Een foto van het broodmes kan (alsnog) worden overgelegd. Een gedetineerde krijgt de beschikking over een broodmes op zijn cel. Dat mes kan scherp worden gemaakt en het kan worden gebogen. Het ombuigen van een broodmes gebeurt veelal opdat daar luikjes mee kunnen worden geopend.

 

3.         De beoordeling

Klager heeft voor het eerst in beroep aangevoerd dat goederen van hem, waaronder zijn telefoon, huissleutels en sieraden, zijn verdwenen. Een dergelijke uitbreiding van het oorspronkelijke beklag is in beroep niet mogelijk en zal derhalve buiten beschouwing worden gelaten.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Klager heeft erkend dat hij de aangetroffen goederen in zijn bezit had. Klager stelt dat het inrichtingspersoneel het broodmes al eerder had gezien en dat het niet redelijk is dat hij voor het bezit hiervan alsnog wordt gestraft. Ter zitting is namens de directeur nogmaals verklaard dat het mes dat is aangetroffen bij klager een geprepareerd broodmes betrof. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Gelet hierop kon de directeur in redelijkheid aan klager een disciplinaire straf opleggen. Hierbij is het niet van belang of het mes op een eerder moment reeds is gezien door inrichtingspersoneel, hetgeen overigens niet uit de stukken blijkt. Daarnaast kon de directeur voor het bezit van de overige goederen een disciplinaire straf opleggen, nu het voorhanden hebben van deze goederen niet is toegestaan. De hoogte van de disciplinaire straf acht de beroepscommissie, mede gelet op de Landelijke sanctiekaart 2016, niet onredelijk of onbillijk. De stelling van klager dat hij een deel van de opgelegde disciplinaire straf heeft doorgebracht in een isolatiecel in plaats van in een andere verblijfruimte, is niet aannemelijk geworden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 31 maart 2020.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven