Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4486/GA, 31 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4486/GA

 

betreft: [klager]            datum: 31 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Vlielander, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D. Vlielander om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de mededeling door de casemanager aan een medegedetineerde dat deze beter niet met klager en een andere medegedetineerde kan omgaan (klachtnummer LW-2019-311).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft in beroep een schriftelijke verklaring van een medegedetineerde overgelegd waaruit blijkt dat er een casemanager is die waarschuwt voor omgang met onder meer klager. Daarnaast zijn er allerlei opmerkingen gemaakt over de levenswijze van klager (hij zou een ‘geharde crimineel’ zijn) en zijn thans lopende zaken waarvoor hij in voorlopige hechtenis zit. Dit is in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) waarin juist is bepaald dat de privacy van personen (zeker van gedetineerden) zo veel als mogelijk zou moeten worden gewaarborgd. De directeur heeft aangegeven dat de casemanager zich in nieuwe gevallen minder inhoudelijk zal uitlaten over medegedetineerden. De directeur heeft de casemanager opdracht gegeven voortaan anders te handelen. Dit betekent a contrario dat het kennelijk het beleid van de directeur is geweest om casemanagers de opdracht te geven first-offenders te wijzen op de ‘gevaren’ van bepaalde personen binnen de inrichting. De betreffende casemanager handelde dus wel degelijk in opdracht van de directeur. Klager had derhalve in zijn klacht moeten worden ontvangen. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij erkent dat de betreffende casemanager meer informatie heeft verstrekt dan als wenselijk wordt ervaren. De directeur heeft de casemanager hierop aangesproken. Er is echter geen sprake van beleid van de directeur om in adviesgesprekken bepaalde gedetineerden met naam en toenaam aan te duiden als risicofactor. De directeur meent dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

 

3.         De beoordeling

Wat in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Dat de directeur heeft toegelicht dat het beleid is van de inrichting om jonge en kwetsbare groepen gedetineerden te beschermen door onder meer hen in adviesgesprekken te waarschuwen voor contacten met geharde gedetineerden, maakt niet dat de wijze waarop deze gesprekken verlopen, valt binnen de reikwijdte van het beklagrecht.

Het onjuist handelen van de betreffende medewerker is niet geschied in opdracht van de directeur. Het handelen van de medewerker dient te worden opgevat als een bejegening door het personeel waarover niet kan worden geklaagd. Wat in de (toelichting op de) klacht en in de uitspraak van de beklagcommissie is aangevoerd dan wel geoordeeld over de (afwezigheid van) AVG-aspecten in de klacht, kan dit oordeel niet anders maken, zodat dit verder buiten beschouwing kan blijven.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van  mr. R. Kokee, secretaris, op 31 maart 2020.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven