Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5420/TA, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer: R-19/5420/TA

 

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. K. Kieft namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 november 2019 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2020, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord de kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. C.H. van Keulen en namens het hoofd van de instelling […], stafmedewerker juridische zaken.

Tevens was ter zitting aanwezig […], student-stagiaire bij het advocatenkantoor van klagers raadsvrouw.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Het lid mr. dr. A.M.G. Smit was in verband met ziekte verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing tot plaatsing van klager op een afdeling voor (zeer) intensieve zorg (ZISZ-afdeling) van 22 mei 2019 (Me 2019-000205).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Voorafgaand aan klagers plaatsing op de ZISZ-afdeling heeft hij lange tijd op de crisisafdeling verbleven. Hij voelde zich op de crisisafdeling voor het eerst veilig. Hij had daar een redelijk contact met de behandelaars. Er is begeleid verlof voor hem aangevraagd omdat het wat beter ging. Klager is toen naar een behandelafdeling overgeplaatst wat echter voor veel spanning zorgde. Klager werd angstig en er ontstond een incident. De camerabeelden van dat incident zijn niet duidelijk. Niet vastgesteld kon worden dat klager daadwerkelijk een gewelddadig aandeel heeft gehad in het incident, terwijl het incident de reden was voor plaatsing op de ZISZ-afdeling. Klager is naar aanleiding van het incident gesepareerd en daarna bijna twee maanden in afzondering geplaatst. De plaatsing op de ZISZ-afdeling was voor hem een extra straf. Dit is niet proportioneel. Vraag is of voldaan is aan de criteria voor plaatsing op de ZISZ afdeling. De plaatsing heeft grote impact gehad op klagers behandeling. Klager verblijft na bijna een jaar nog steeds op de ZISZ-afdeling. Sinds de tbs oplegging heeft klager problemen om met het behandelteam tot behandeling te komen. Op de crisisafdeling leek het beter te gaan totdat begeleid verlof werd aangevraagd. Klager denkt dat hij in verband met de impasse in zijn behandeling op de ZISZ-afdeling is geplaatst.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het incident heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019. Klager is gesepareerd en na een dag in afzondering op een lege afdeling, Dollard 2, geplaatst. In april 2019 is hij op de afdeling Eems 1 geplaatst met een afzonderingsmaatregel. De afzondering is op 23 april 2019 omgezet in afdelingsarrest tot klagers overplaatsing naar de ZISZ-afdeling op 27 mei 2019. Klagers plaatsing op de ZISZ-afdeling was noodzakelijk in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de instelling. De plaatsing op de ZISZ-afdeling was op meer dan alleen het incident gebaseerd. Het verblijf van betrokkene in het FPC kenmerkt zich door een zeer minimale behandelvooruitgang en meerdere heftige incidenten. Noch een reguliere unit noch de crisisunit kon de benodigde structuur, ondersteuning en beveiliging bieden. Besloten is daarom om betrokkene uiteindelijk naar een ZISZ-afdeling over te plaatsen. Doel van klagers plaatsing op de ZISZ-afdeling is om het beheersrisico te verkleinen. In het verleden hebben incidenten plaatsgevonden en het incident van 28 maart 2019 was een heftig, fysiek conflict met een medepatiënt. Op de camerabeelden was wel degelijk te zien dat klager daarin een grote rol heeft gespeeld. Hij heeft zelfs nog klappen uitgedeeld terwijl de ander op de grond lag. Zijn rol staat daarom niet ter discussie. Klagers verblijf op Eems 1 verliep goed totdat verlof werd aangevraagd en het incident plaatsvond. Op de ZISZ-afdeling is de behandeldruk heel laag. Het gaat nu een stuk beter met klager. Hij functioneert goed op de unit, volgt behandelonderdelen zoals muziektherapie en schematherapie en zit in fase 2 van het vrijhedenbeleid. Hij is in afwachting van overplaatsing naar een reguliere unit. Een verpleegde verblijft normaal gesproken niet langer dan twee weken op een crisisafdeling zoals Eems 1.

 

3.         De beoordeling

Uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt dat klager, die als beheersgevaarlijk is aangemerkt en een EVBG-status heeft, op de ZISZ-afdeling is geplaatst in verband met handhaving van de orde en de veiligheid in de instelling. Kort vóór die plaatsing had klager een belangrijk aandeel gehad in een fysiek conflict met een medepatiënt die daarbij ernstig letsel heeft opgelopen. Ook was dit niet het eerste incident waarbij klager was betrokken. Klager functioneerde niet goed op een reguliere afdeling, had nog maar een minimale behandelvooruitgang geboekt en had op dat moment behoefte aan (zeer) intensieve zorg. Bovendien was terugplaatsing naar de crisisafdeling geen optie, omdat klager van de Eems 1 afkomstig was en het niet de bedoeling is om langer dan twee weken op een crisisafdeling te verblijven.

Naar het oordeel van de beroepscommissie voldoet de bestreden beslissing aan de in artikel 32, eerste lid, van de Bvt aan plaatsing op een ZIZS afdeling te stellen eisen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 maart 2020.

 

 

            

            secretaris                       voorzitter

 

Naar boven