Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5307/TB, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:         R-19/5307/TB

 

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.M. van Wersch, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 15 november 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2020, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.M. van Wersch, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. 

Het lid mr. dr. A.M.G. Smit was in verband met ziekte verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht of FPC Oostvaarderskliniek te Almere afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 20 februari 2019 geplaatst in FPC De Rooyse Wissel te Venray.

Op 12 september 2019 heeft klager verzocht om hem over te plaatsen naar FPC Van der Hoeven Kliniek of de Oostvaarderskliniek. De Minister heeft dit verzoek bij de bestreden beslissing afgewezen.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Het is tot nu toe in FPC De Rooyse Wissel niet tot een inhoudelijke behandeling gekomen. Klager staat nogal weigerachtig tegenover een behandeling in die instelling. Hij wil graag dichterbij zijn vriendin en kind verblijven. Hun reistijd is nu een uur en drie kwartier. Uit het behandelplan van 21 november 2019 volgt dat de therapeut zich afvraagt of een verder verblijf in de instelling klager niet meer zal frustreren. Hij is nu overgeplaatst naar de afdeling Delta 1. Uit de wettelijke aantekeningen over de periode 11 mei tot 4 november 2019 (p. 14) kan worden opgemaakt dat dit geen behandelafdeling is. Klager begrijpt dat er een restrictie voor resocialisatie is als hij in FPC Van der Hoeven Kliniek zou worden geplaatst. FPC Oostvaarderskliniek is echter (wel) een serieuze optie voor plaatsing. Dat laatstgenoemde instelling een wachttijd van enkele maanden heeft, is geen probleem omdat klager pas in de beginfase van zijn behandeling zit. Volgens de Minister zou klager destructief genoeg zijn om behandeling in FPC De Rooyse Wissel tegen te werken. Verwezen wordt naar RSJ 23 augustus 2013, 13/2149/GB, en RSJ 12 april 2011, 10/3430/TB. In FPC De Rooyse Wissel is geen sprake van een adequate behandeling. Het is speculeren wat er in de toekomst zal gebeuren, maar niet uit het oog dient te worden verloren dat klager zich verzet tegen behandeling in FPC De Rooyse Wissel. Hij wil heel graag overgeplaatst worden naar een andere tbs-insteling. Overplaatsing zal hem intrinsiek motiveren voor behandeling. Het is van belang voor zijn behandeling dat klager in samenwerking is. Overplaatsing zal hiertoe bijdragen.

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

Klager is met een open visie in FPC De Rooyse Wissel geplaatst. Hij kan over alles wat hij gezien heeft en wat er misgaat in die instelling een boek schrijven. Zijn behandeling staat al zes maanden stil. Hij verblijft op een afdeling met psychotische verpleegden. Hij gaat niet vooruit en zijn behandeling komt niet van de grond. Hij heeft geen vertrouwen in de behandeling in FPC De Rooyse Wissel. Hij wordt gezien als klokkenluider. Klager wil graag een nieuw begin maken in een andere tbs-insteling. Bij het horen heeft klager inderdaad gezegd dat hij geen bezwaar had tegen plaatsing in FPC De Rooyse Wissel. Dit komt doordat de tbs nieuw voor hem is. Hij wist er niets van. Klager heeft geen moeite met de tbs of de behandeling. Het gaat erom hoe er in FPC De Rooyse Wissel mee wordt omgegaan. Een behandeling die ervoor zorgt dat klager weer gemotiveerd naar buiten gaat, ziet hij in FPC De Rooyse Wissel niet gebeuren. Zijn gezin is heel belangrijk voor hem. 

Namens verweerder is in beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Het behandelteam van FPC De Rooyse Wissel verwacht dat klager in een andere instelling hetzelfde gedrag zal vertonen en dat de vertraging in zijn behandeling dan verder zal oplopen. Ook in de Pro Justitia rapportages wordt verwacht dat klager zich afwerend zal opstellen tegenover het tbs-traject. In FPC De Rooyse Wissel wordt een beginnende behandelrelatie gezien. In verband met zijn verzoek om overplaatsing houdt klager nu alles af. Er is geen indicatie om klager in deze fase van zijn behandeling over te plaatsen. Hij is gestart met therapie, werkt en sport. Zijn partner wil niet betrokken worden bij de behandeling, maar komt regelmatig bij klager op bezoek. Het is de vraag of klager meer behandelmotivatie zal hebben als hij wordt overgeplaatst. Bovendien is er sprake van een wachtlijst voor de FPC Oostvaarderskliniek. Als klager in deze fase van zijn behandeling wordt overgeplaatst, zal dat niet het gewenste effect hebben. 

 

4.         De beoordeling.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uitgangspunt van het Plaatsingskader TBS Dwang (oktober 2019) is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie.

Voor plaatsing in FPC Van der Hoeven Kliniek is sprake van een contra-indicatie omdat, zoals klager niet heeft betwist, een slachtoffer in Utrecht woont.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij FPC De Rooyse Wissel. Uit die inlichtingen komt naar voren dat sprake is van een beginnende behandelrelatie waarin goed zicht is op de persoonlijkheid en de afweer van klager. FPC De Rooyse Wissel kan klager een adequate behandeling bieden. Verwacht wordt dat klager binnen een nieuwe tbs-instelling weer in conflict zal komen in verband met wat van hem bij de behandeling wordt verwacht. Klager lijkt op dit moment doelgericht behandelonderdelen te weigeren om zijn overplaatsingsverzoek kracht bij te zetten. Vanuit behandeloogpunt is het niet wenselijk om het gedrag dat klager inzet om overplaatsing af te dwingen te belonen. Het wordt niet in het belang geacht van klagers behandeling om hem nu over te plaatsen.

Gelet op het bovenstaande en het feit dat sprake is van een wachtlijst voor plaatsing in FPC Oostvaarderskliniek – waardoor bij een beslissing tot overplaatsing naar die tbs-instelling de voortgang van klagers behandeling extra zou worden belemmerd – is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling naar een andere tbs-instelling over te plaatsen.

Dat klagers bezoek door zijn plaatsing in FPC de Rooyse Wissel een langere reistijd heeft dan als klager in FPC Oostvaarderskliniek zou kunnen worden bezocht, weegt niet op tegen het belang van voortgang van klagers behandeling. Klager heeft bij het horen geen bezwaren geuit tegen plaatsing in FPC De Rooyse Wissel en in de stukken noch bij de behandeling ter zitting zijn de bezwaren tegen zijn plaatsing in FPC De Rooyse Wissel, afgezien van het argument van de reistijd van het bezoek, geconcretiseerd. Het door klager aangevoerde kan dan ook niet leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. 

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 maart 2020.

 

    

 

 

            secretaris                                voorzitter

 

 

Naar boven