nummer: R-19/4075/GM
betreft: [Klager] datum: 2 maart 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 mei 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.S.J. Chorus. De inrichtingstandarts heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 april 2019, betreft het niet snel genoeg doorverwijzen van klager naar de tandarts, nadat klager is teruggeplaatst van het Pieter Baan Centrum (PBC) naar de p.i. Achterhoek te Zutphen.
2. De standpunten van klager en de inrichtingstandarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Vlak voor de feestdagen in 2018 is bij klager een stukje kies afgebroken. Klager heeft hier veel last van ondervonden. Het stukje kies schuurde tegen klagers gehemelte en wang aan. Klager heeft contact opgenomen met de verpleegkundige hierover. De verpleegkundige heeft de tandarts geïnformeerd en de tandarts heeft voorgesteld om het scherpe stukje kies te vijlen. Dat is ook bij klager gedaan en dat heeft tijdelijk geholpen. Vervolgens is de kies afgebroken en klager wilde daar behandeld voor worden. Voordat klager zou worden overgeplaatst naar het PBC, zou hij worden opgeroepen voor een afspraak bij de inrichtingstandarts. Klager heeft echter niets hierover gehoord. In de tussentijd werd de kies steeds slechter en is deze verder gaan slijten. Op 28 maart 2019 kwam klager weer terug in de p.i. vanuit het PBC. Bij klager is toen bloed geprikt en is er naar zijn hart geluisterd. Hij heeft toen direct aangegeven dat er ook naar zijn kies gekeken moet worden. Een week later is klager bij de verpleegkundige geweest en die heeft tegen hem gezegd dat zij het zou aankaarten bij de inrichtingstandarts. Pas twee maanden later is klager uiteindelijk opgeroepen voor een afspraak. Klager is pas op 5 juni 2019 behandeld. In de tussentijd heeft klager continu zijn wang opgehaald en heeft hij telkens zoutwater moeten drinken. Klager is op 23 januari 2019 niet opgeroepen voor de tandarts, althans, hij heeft de oproep daar nooit voor ontvangen.
De inrichtingstandarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Tijdens klagers huidige detentie is klager uitgebreid behandeld door de inrichtingstandarts. Klager heeft acht keer de inrichtingstandarts bezocht en hij was twee keer, zonder bericht, niet verschenen. Bij klager is sprake van een parodontaal verzwakte en cariësactieve dentitie, mede veroorzaakt door de sub optimale mondhygiëne en rookgedrag, middelgebruik en parafuncties van klager. Bij binnenkomst is geprobeerd de sub optimale gebitssituatie (behandelachterstand) te stabiliseren (poetsinstructie, restauraties, polijsten en verstrekking zelfzorgartikelen). In geen van de consulten was sprake van een spoedeisend karakter. Klager heeft een sterke wens voor cosmetische verfraaiing van zijn dentitie.
3. De beoordeling
Op grond van het dossier stelt de beroepscommissie vast dat klager in de periode waarin hij last had van zijn kies, meermalen de inrichtingstandarts heeft bezocht. De inrichtingstandartsarts heeft klagers gebit goed onderzocht, waarbij er bij alle consulten geen sprake was van een spoedeisend karakter. Uit het dossier, in het bijzonder het medisch en het tandheelkundig dossier, volgt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat is gebleken dat klager eerder of vaker opgeroepen had moeten worden voor een afspraak bij de inrichtingstandarts. Evenmin volgt hieruit dat sprake was van een spoedeisend karakter.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande – in samenhang en onderling verband bezien – van oordeel dat het handelen van de inrichtingstandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dat klager in de tussentijd last heeft gehad van een scherpe kies, doet hieraan niet af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris op 2 maart 2020.
secretaris voorzitter