Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3217/GA, 19 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/3217/GA

 

betreft: [klager]            datum: 19 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door Y. El Marchouhi, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn gemachtigde om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het aanwenden van vrijheidsbeperkende middelen, te weten handboeien en een buikriem, tijdens het transport naar het ziekenhuis op 19 december 2018 (DC-2018-000349).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt (voor zover relevant voor de beoordeling van het beroep) als volgt toegelicht.

Het voorval waarover wordt geklaagd heeft plaatsgevonden op 19 december 2018. Gelet op de Algemene termijnenwet wordt de wettelijke klaagtermijn op grond van  artikel 61 van de Pbw verlengd tot 27 december 2018. De klacht is ingediend op 27 december 2018 en is derhalve tijdig ingediend.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Algemene termijnenwet, voor zover hier van belang, zijn beide Kerstdagen algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers termijn voor het indienen van zijn klacht daarom eindigde op 27 december 2018. Nu de klacht op 27 december 2018 door de beklagrechter is ontvangen, dient klager daarom alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Nu de beklagrechter klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag en daarom geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, zal de beroepscommissie de zaak terugverwijzen naar de beklagrechter om inhoudelijk op de klacht te beslissen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter. Zij verwijst de zaak terug naar de beklagrechter voor een beslissing op de inhoud van het beklag.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 19 maart 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven