Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2882/GA, 11 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-19/2882/GA

 

betreft: [klager]            datum: 11 maart 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, gericht tegen een uitspraak van 12 juli 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het handelen van de casemanager met betrekking tot klagers plaatsing in een kliniek (ZS-JH-2018-533).

 

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 200,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Nadat klager op 18 december 2017 vanuit Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Kijvelanden is teruggeplaatst in het JC Zaanstad, is geprobeerd klager weer in een kliniek te plaatsen. Klager weigerde zelf plaatsing in de Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) Assen, waarna hij is aangemeld bij FPK Inforsa Amsterdam. Op 5 juli 2018 heeft FPK Inforsa bericht klager niet te willen opnemen. Onmiddellijk hierna, op 9 juli 2018, is de selectiefunctionaris geadviseerd klager te plaatsen in een FPK op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. Op dat moment was een bevestiging van een mogelijke opname of opnamedatum voor FPK De Woenselse Poort nog niet bekend. Toch is de selectiefunctionaris verzocht een beslissing te nemen, zodat klager direct kon worden geplaatst als een opnamedatum bekend was. Hieruit blijkt dat klager zo spoedig mogelijk diende te worden geplaatst en niet bij ingang van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). Ook uit de inspanningen die verricht zijn door de casemanager voorafgaand aan deze aanmelding, blijkt dat klager in het kader van zijn re-integratie in een kliniek werd geplaatst en niet in het kader van zijn v.i. Het is dan ook onjuist dat de beklagrechter heeft overwogen dat twee aanvragen zijn gedaan met daarin een onjuiste datum. Op 31 augustus 2018 is een nieuw selectieadvies opgesteld, omdat de selectiefunctionaris nog in afwachting was van een plaatsingsdatum in FPK De Woenselse Poort en het eerder ingezonden advies daarom nog niet in behandeling had genomen. Uit dit selectieadvies blijkt duidelijk dat het verzoek was klager tijdens zijn detentie te plaatsen in FPK De Woenselse Poort en dat daartoe andermaal contact is opgenomen met de betreffende kliniek. Ook hieruit kan niet opgemaakt worden dat door de casemanager een verkeerde datum zou zijn doorgegeven. Op grond van het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat door de casemanager een verkeerde datum is doorgegeven aan FPK De Woenselse Poort en klager door toedoen van zijn casemanager vertraging heeft opgelopen in zijn detentiefasering.

 

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Bij de beklagrechter heeft de directie te kennen gegeven dat er inderdaad sprake is geweest van miscommunicatie waardoor verkeerde data zijn genoemd. Uit gesprekken die klagers raadsvrouw met de casemanager en de reclassering alsmede de betreffende klinieken heeft gehad, blijkt dat meerdere malen een verkeerde plaatsingsdatum was doorgegeven. FPK Inforsa gaf in eerste instantie aan dat het verzoek geen prioriteit had aangezien de plaatsingsdatum pas 16 januari 2019 zou zijn. Hierop heeft klagers raadsvrouw contact gehad met de reclassering die aangaf dat dit inderdaad gemeld was. De plaatsing bij FPK Inforsa ging niet door, waarna een verzoek is gedaan bij FPK De Woenselse Poort. Ook daar bleek in eerste instantie een onjuiste plaatsingsdatum te zijn vermeld. Er zijn vervolgens meerdere gesprekken gevoerd met de casemanager en de reclassering met het verzoek dit te herstellen. De fouten zijn meerdere malen erkend, waardoor het beroep van de directie bevreemdt. Uit het verslag van het gesprek dat de maandcommissaris heeft gevoerd naar aanleiding van de klacht, volgt dat de casemanager vindt dat klager een punt heeft. Klager is op 18 december 2017 teruggeplaatst naar het JC Zaanstad en is pas op 8 oktober 2018 geplaatst in FPK De Woenselse Poort. Door het handelen van de casemanager heeft klagers resocialisatie vertraging opgelopen.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier het volgende vast. Klager is op 18 december 2017, nadat hij in FPC De Kijvelanden personeel en medepatiënten had bedreigd, vanuit FPC De Kijvelanden teruggeplaatst in het JC Zaanstad. Hierop is een plaatsing in FPK Assen, in het kader van een behandeling, in gang gezet. Hoewel die plaatsing in feite al rond was, weigerde klager deze uiteindelijk. Vervolgens zijn plaatsingsmogelijkheden in FPK Inforsa, conform klagers voorkeur, onderzocht. Op 3 mei 2018 heeft de reclassering hieromtrent advies uitgebracht waarna op 17 mei 2018 een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Op 5 juli 2018 gaf FPK Inforsa te kennen dat zij alsnog had besloten klager niet op te nemen. Vervolgens is op 9 juli 2018 door middel van een selectieadvies de selectiefunctionaris verzocht (op voorhand) een beslissing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw te nemen, zodat plaatsing direct kon geschieden zodra een plaatsingsdatum bekend zou zijn. Uit het selectieadvies van 31 augustus 2018 volgt dat het verzoek in het selectieadvies van 9 juli 2018 in de wacht is gezet, omdat destijds nog niet duidelijk was of klager aangenomen was voor plaatsing in FPK De Woenselse Poort. In dat advies is ook opgemerkt dat, hoewel het reclasseringsadvies is gericht op plaatsing in FPK De Woenselse Poort aansluitend op de v.i.-datum van klager, het verzoek vanuit het  JC Zaanstad luidt om klager nog tijdens zijn detentie klinische behandeling, dus voor klagers fictieve v.i. datum, te laten ondergaan en dat de directeur adviseert om klager te plaatsen in FPK De Woenselse Poort voor het ondergaan van een behandeling. Dit krachtens artikel 15, vijfde lid, van de Pbw.

 

Hoewel naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende is gebleken dat het een en ander niet vlekkeloos is verlopen ten aanzien van klagers plaatsing in een kliniek, kan op basis van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden niet worden vastgesteld dat klager door verwijtbaar toedoen of nalaten van zijn casemanager vertraging heeft opgelopen in zijn resocialisatie. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De grondslag voor de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 11 maart 2020.

 

            secretaris        voorzitter

Naar boven