Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2431/TP, 14 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2431/TP

betreft: [klager] datum: 14 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 21 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 5 oktober 2003 verlengd tot 3 januari 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 23 mei 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van anderhalf jaar met aftrek en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. Op 18 juni 2002 heeftde officier van justitie een vordering ingediend tot omzetting van de tbs met voorwaarden tot tbs met bevel tot verpleging. De uitspraak van de rechtbank te Haarlem d.d. 24 december 2002 dat klager alsnog van overheidswege zalworden verpleegd is op 8 januari 2003 onherroepelijk geworden, zodat op die datum de tbs van klager is ingegaan.
Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in penitentiaire inrichtingen (p.i.), laatstelijk in de locatie De Grittenborgh van de p.i. Noord te Hoogeveen.

De Minister heeft bij beschikking d.d. 25 juli 2003 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht (hierna: Veldzicht) te Balkbrug. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroepnog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij is al vanaf 17 juni 2002 gedetineerd en wacht vanaf januari 2003 op plaatsing in een tbs-inrichting. Tot enkele maanden
geleden kon hij het dankzij wekelijks familiebezoek redelijk uithouden. Thans bezoeken zij hem slechts eenmaal per maand. Hij is daardoor zwaar depressief geworden en heeft last van hartkloppingen, krampen en stress. Hij verrichtgeen arbeid en doet niet mee aan activiteiten, waardoor hij weinig sociale contacten heeft. Zonder aanleiding reageert hij agressief ten opzichte van personeel en medegedetineerden. Hij is bang iemand iets aan te doen. Zijn verzoektot psychiatrisch hulp is afgewezen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Weliswaar dateert het beroepschrift van 8 oktober 2003, maar de Raad heeft het eerst 21 oktober 2003 ontvangen, derhalve zes dagen te laat. Bij gebreke van bekendheid van redenen die deze termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigenwordt klager geacht niet-ontvankelijk in zijn beroep te zijn.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, aangezien de verlengingsbeslissing niet tijdig aan klager is medegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een p.i.Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat van detentieongeschiktheid moestworden gesproken. De Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) is op 3 november 2003 gevraagd of voortzetting van klagers verblijf in de p.i. met het oog op klagers psychische conditie verantwoord is. De medische verklaring daarvan zalzo spoedig mogelijk naar de beroepscommissie worden nagezonden.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen. Blijkens de schriftelijke verklaring van de bsd-medewerker d.d. 15 oktober 2003 heeft klager hem binnen zeven dagen na de uitreiking van deschriftelijke mededeling van de verlengingsbeslissing op 8 oktober 2003 het beroepschrift ter hand gesteld en komt de latere verzending voor rekening van de bsd-medewerker. Krachtens artikel 69, 4e lid, jo. artikel 58, 2e en 5elid, Bvt geldt in het geval van klager de dagtekening van de brief van de bsd-medewerker, zodat klager tijdig het beroep heeft ingesteld.

Klager is op 19 september 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 4 oktober 2003 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 2 oktober 2003, hem op 8 oktober 2003 uitgereikt, derhalve na het verstrijkenvan de passantentermijn, geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van detbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Blijkens de medische verklaring d.d. 13 november 2003 van de FPD te Haarlem heeft de forensisch psychiater klager op 7 februari 2003 onderzocht. De beroepscommissie acht het aannemelijk dat, gelet op het feit dat het verzoek van deMinister aan de FPD van 3 november 2003 dateert en gelet op de inhoud van de medische verklaring, 7 februari als een verschrijving moet worden beschouwd en wordt bedoeld 7 november 2003. Voorts blijkt uit de medische verklaring datde psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd. Klager heeft recent een kennismakingsgesprek gehad met een medewerker van Veldzichten zal op korte termijn worden overgeplaatst naar De Grittenborgh, alwaar een begin zal worden gemaakt met een (preklinische) behandeling.
Er bestond derhalve ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 5 oktober 2003 tot 3 januari 2004. Nu de bestreden beslissing d.d. 2 oktober 2003 op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onderb, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager ineen tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 5 oktober 2003 tot 3 januari 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 14 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven