Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5381/GB, 21 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/5381/GB

 

Betreft: [klager]            datum: 21 februari 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Scheffer, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 25 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 2 juni 2019 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep – samengevat – als volgt toegelicht.

Door het schriftelijke overplaatsingsverzoek van 4 oktober 2019 niet in de besluitvorming te betrekking, is de beslissing onvoldoende toereikend gemotiveerd. Gelet op het doel van artikel 20b van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), maakt het strafrestant van klager dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Het zal immers vanwege klagers fictieve einddatum, die is bepaald op 27 mei 2042, nog geruime tijd duren voordat de Dienst Terugkeer en Vertrek in actie dient te komen. In combinatie met zijn persoonlijke belangen bij het vergemakkelijken van het ontvangen van bezoek, is overplaatsing naar een andere inrichting aangewezen. De Minister stelt dat van resocialisatie van klager geen sprake is en een overplaatsing naar een reguliere gevangenisafdeling voor de goede orde, rust en veiligheid niet wenselijk zou zijn. Deze stellingname is echter onvoldoende onderbouwd en kan niet opgaan omdat het onder omstandigheden wel degelijk mogelijk is dat een vreemdeling wordt overgeplaatst naar een andere inrichting. Voorts stelt de Minister dat het onderhouden van contacten middels Skype als realistisch mag worden gezien. Klager stelt dat dit niet het geval is, omdat het contact via Skype niet vergeleken kan worden met een fysieke ontmoeting. Dat klager Skype mag gebruiken, maakt niet dat de moeilijkheden omtrent het ontvangen van bezoek in voldoende mate wordt gecompenseerd. Zeker niet gelet op klagers fictieve einddatum. Het ontvangen van bezoek op bezoek op een andere locatie kan ook niet als redelijk alternatief worden aangemerkt.

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Anders dan klager aanvoert, is het overplaatsingsverzoek wel meegenomen in het nemen van de bestreden beslissing en op de gronden in dat overplaatsingsverzoek is voldoende ingegaan. Klager stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat een uitzondering moet worden gemaakt op het geldende beleid. Klager heeft nog een lang strafrestant, maar uit de bezoekerslijsten van klager blijkt dat hij regelmatig bezoek en bezoek zonder toezicht ontvangt. Uit het beroepschrift wordt niet duidelijk, althans niet schriftelijk onderbouwd waarom klagers bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Klager krijgt weliswaar niet zo vaak bezoek als hij zou willen, maar hij is niet verstoken van bezoek. Het programma in een reguliere inrichting is anders dan het programma in een inrichting bestemd voor vreemdelingen. Het is juist dat het ontvangen van bezoek op een andere locatie niet als redelijk alternatief kan worden aangemerkt. Klager komt hier bovendien niet voor in aanmerking nu hij bezoek ontvangt in de p.i. Ter Apel.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland, in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten. Daartoe wordt echter slechts overgegaan, indien sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden.

 

4.2.      Vast staat dat klagers einddatum is bepaald op 27 mei 2042. Dit zou onder bepaalde omstandigheden aanleiding kunnen geven om een uitzondering op voornoemd uitgangspunt te rechtvaardigen. Klager heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat zijn vriendin in Almere woont en dat het voor haar een stuk makkelijker zou zijn om klager in de p.i. Lelystad te bezoeken. Hij heeft zijn moeder al jaren niet gezien en ook zij woont veel dichter bij Lelystad dan bij Ter Apel. De beroepscommissie overweegt dat, blijkens de overgelegde bezoekerslijsten en het selectieadvies, dat klager niet verstoken is van bezoek, ook niet van zijn vriendin. Hij ontvangt tevens bezoek zonder toezicht en maakt daarnaast veelvuldig gebruik maakt van Skype om contact te onderhouden met zijn familie. Van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat van het geldende beleid afgeweken dient te worden, is in onderhavig geval naar het oordeel van de beroepscommissie gelet op de gegeven omstandigheden geen sprake. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat gesteld noch onderbouwd is dat zijn moeder niet in staat zou zijn om hem in de p.i. Ter Apel te bezoeken.  De namens klager aangevoerde bezoekproblemen zijn daarom onvoldoende zwaarwegend om tot een gegrond beroep te kunnen komen. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 februari 2020

 

secretaris        voorzitter

Naar boven