Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5346/GB, 25 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/5346/GB

 

Betreft: […]       datum: 25 februari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 13 februari 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Arnhem.

 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een andere p.i., omdat hij dichterbij zijn kinderen gedetineerd wil zijn, zodat zijn kinderen hem vaker kunnen bezoeken. Klagers kinderen staan ingeschreven in Lelystad en wonen ook in deze gemeente. Daarnaast wil hij een lasopleiding gaan volgen. Klager heeft in zijn overplaatsingsverzoek drie opties gegeven van inrichtingen waarnaar hij overgeplaatst wil worden, omdat hij ervan uitging dat dit bij een verzoek tot overplaatsing gebruikelijk is. Klager wil naar één van de door hem genoemde inrichtingen worden overgeplaatst, omdat hij heeft gehoord dat er in deze inrichtingen lasopleidingen worden gegeven. Zijn voorkeur gaat uit naar de p.i. Lelystad.

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen behoudens uitzonderlijke omstandigheden geen selectiecriterium. Klager is - nu hij één keer in de acht weken bezoek ontvangt van zijn kinderen - niet in het belang om zijn kinderen op bezoek te krijgen geschaad. Klager geeft aan een lasopleiding te willen volgen. Binnen de p.i. Arnhem bestaat er een ruim aanbod aan opleidingen en onderwijsmogelijkheden. Niet gebleken is dat klager van dit aanbod geen gebruik kan maken of dat klager geprobeerd heeft er gebruik van te maken. Ondanks dat de onderwijsmogelijkheden niet hetzelfde zijn als in de p.i. Lelystad of in de andere door klager opgegeven voorkeuren, maakt dat niet dat klager in de p.i. Arnhem niet kan werken aan zijn re-integratie door middel van een opleiding.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de p.i. Lelystad, omdat zijn kinderen hem daar vaker kunnen bezoeken en omdat hij een lasopleiding wil volgen.

 

4.2.      In artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, is bepaald dat een gedetineerde na veroordeling in beginsel in het arrondissement van vestiging wordt geplaatst.

 

4.3.      Uit inlichtingen van de Minister volgt dat klager op eigen verzoek in januari 2019 van de p.i. Leeuwarden is overgeplaatst naar de p.i. Arnhem, in verband met het makkelijker kunnen ontvangen van bezoek. Hoewel klager zijn kinderen niet zo vaak ziet als hij zou willen, is niet gebleken dat hij verstoken is van bezoek van zijn kinderen. Uit het selectieadvies van 9 oktober 2019 blijkt dat klager in augustus 2019 een extra familiekamermoment is toegekend met zijn ex-vriendin en kinderen. Daarnaast ontvangt klager wekelijks bezoek en maandelijks bezoek zonder toezicht. Tot slot is niet gebleken dat klagers kinderen op dit moment staan ingeschreven in de gemeente Lelystad en er ook daadwerkelijk wonen.

 

4.4.      Het volgen van een opleiding in de p.i. Lelystad vormt naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf geen reden vooreen overplaatsing. In de  p.i. Arnhem bestaan ook voldoende opleidingsmogelijkheden, ondanks dat deze niet klagers voorkeur hebben.

 

4.5.      Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt, secretaris, op 25 februari 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven