Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5351/GB, 18 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/5351/GB

 

Betreft: [Klager]            datum: 18 februari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.F.M. Oudijk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 25 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 1 april 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft in de p.i. Lelystad en heeft verzocht om overplaatsing naar de locatie De Schie. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen deze overplaatsing. De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief over klagers verzoek geadviseerd, omdat de afstand van de locatie De Schie naar de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht) (te) groot zou zijn. Klager volgt dit niet, nu de afstand van de p.i. Lelystad naar de rechtbank in Utrecht 65 kilometer bedraagt en de afstand van de locatie De Schie naar de rechtbank in Utrecht zestig kilometer bedraagt. De afstand van de p.i. Lelystad naar de rechtbank in Utrecht is dus groter dan de afstand van de locatie De Schie naar de rechtbank in Utrecht. De Minister heeft het verzoek afgewezen en daarbij overwogen dat klager niet van bezoek is verstoken. Klager heeft weliswaar bezoek ontvangen, maar niet van familieleden. Hij is bezocht door de dominee, een medewerker van gevangenhulp en andere kennissen die bij de strafzaak betrokken zijn. Zijn moeder is geen enkele keer bij hem op bezoek geweest. Hij heeft zijn moeder, met wie hij een zeer hechte band heeft, al acht maanden niet gezien, hetgeen hem erg zwaar valt. Zijn moeder is 84 jaar oud en niet in staat vanuit haar woonplaats Rotterdam naar Lelystad te reizen. Zij is niet meer in staat een dergelijke lange reis te maken en bang dat zij op straat valt. Zij kan wel met de tram en de bus naar de locatie de Schie afreizen, omdat dit een kleine afstand betreft en vervoer met de tram en de bus voor haar wel haalbaar is. Er zijn geen vrienden of familieleden die klagers moeder met de auto naar de p.i. Lelystad kunnen brengen. De medeverdachte van klager verblijft bovendien niet in de locatie De Schie.

 

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De reisafstand tussen de p.i. Lelystad en Utrecht ten opzichte van de reisafstand tussen de locatie De Schie en Utrecht verschilt inderdaad niet wezenlijk. Beide inrichtingen liggen op ongeveer dezelfde afstand van de rechtbank in Utrecht. Klager heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing hem onredelijk heeft benadeeld. Hij heeft geen (medische) verklaringen overgelegd waaruit volgt dat zijn moeder niet in staat is hem te bezoeken. Klager is niet verstoken van bezoek.  

 

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 24, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de eerste plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg geschiedt in een h.v.b., bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Nu klager wordt vervolgd voor het arrondissement Midden-Nederland, ligt een plaatsing in een h.v.b. in dat arrondissement, zoals bijvoorbeeld het h.v.b. van de p.i. Lelystad, in beginsel voor de hand. In het tweede lid van voormelde bepaling is, voor zover hier relevant, echter ook bepaald dat de selectiefunctionaris (namens de Minister) de gedetineerde op grond van een verzoek bedoeld in artikel 18 van de Pbw naar een ander h.v.b. kan overplaatsen. 

 

4.2.      De Minister heeft klagers overplaatsingsverzoek afgewezen onder verwijzing naar voormeld plaatsingsbeleid en vanwege het feit dat klager niet van bezoek is verstoken. Klager erkent in de p.i. Lelystad bezoek te hebben ontvangen. Hij heeft evenwel onweersproken gesteld dat hij geen bezoek van familieleden, waaronder zijn moeder, heeft ontvangen. Zijn moeder, die 84 jaar oud is, zou niet in staat zijn de reis van Rotterdam naar Lelystad af te leggen. Daarmee is voldoende gebleken dat klager belang heeft bij een overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie De Schie. Klager verblijft op dit moment weliswaar in een h.v.b. in het arrondissement van vervolging, maar zijn strafzaak dient bij de rechtbank in Utrecht. Nu het doel van voormeld plaatsingsbeleid onder meer is gelegen in het vervoer van de inrichting waar de gedetineerde verblijft naar de rechtbank waar zijn strafzaak dient en de afstand van de locatie De Schie naar de rechtbank in Utrecht niet wezenlijk van de afstand van de p.i. Lelystad naar de rechtbank in Utrecht verschilt, kon klagers overplaatsingsverzoek niet met een enkele verwijzing naar dit plaatsingsbeleid worden afgewezen. Zo is niet gebleken dat een uitzondering op dit plaatsingsbeleid in klagers geval, gelet op het feit dat hij in de p.i. Lelystad geen bezoek van familie ontvangt, niet mogelijk zou zijn. Daarbij is van belang dat het OM te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de door klager verzochte overplaatsing te hebben. Nu, gelet op het voorgaande, aan de bestreden beslissing een motiveringsgebrek kleeft, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 18 februari 2020.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven