Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5949/GB, 24 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-20/5949/GB

 

Betreft:            […]       datum: 24 februari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G. Palanciyan, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 januari 2020 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek om zijn jeugddetentie in een justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) te ondergaan afgewezen.

 

2.         De feiten

Op 6 januari 2020 is klager opgeroepen zich op 3 maart 2020 te melden in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad voor het ondergaan van zes maanden jeugddetentie. Op 13 januari 2020 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 27 januari 2020 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht en wil daarom in een j.j.i. worden geplaatst. Volgens de Minister kan dat niet, omdat klager 26 jaar oud is. Het is echter niet klagers schuld dat zijn strafproces zo lang heeft geduurd. Klager is een kwetsbare jongeman die gemakkelijk te beïnvloeden is. Volwassen medegedetineerden zullen misbruik van hem kunnen maken. In een jeugdinrichting kan klager beter worden voorbereid op een leven in de maatschappij en wordt hij minder verhard. Verzocht wordt de proceskosten te vergoeden.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In deze procedure kan geen oordeel worden gegeven over de vertraging in klagers strafproces. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft op 14 januari 2020 laten weten dat klager door zijn leeftijd niet meer in aanmerking komt voor plaatsing in een j.j.i. Klagers kwetsbaarheid wordt in beroep niet onderbouwd. Beïnvloeding komt helaas ook voor in j.j.i.’s. Het JC Zaanstad beschikt over een extra zorgvoorziening (EZV) en een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).

 

4.         De beoordeling

De achtergrond van klagers veroordeling

4.1.      Het gerechtshof Amsterdam heeft klager op [datum] 2018 veroordeeld tot zes maanden jeugddetentie ([arrest]). Tijdens het plegen van het delict (2011) was hij minderjarig. Op dit moment is hij 26 jaar oud. In het arrest van het gerechtshof Amsterdam is over de persoonlijke omstandigheden van klager onder meer vermeld dat hij vanaf 2013 geen strafbare feiten meer heeft gepleegd, een mbo-opleiding heeft gevolgd en afstand heeft genomen van zijn vroegere netwerk.

 

Het wettelijk kader (vgl. RSJ 17 januari 2020, R-19/5163/GB)

4.2.      Uit artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b., van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj) volgt dat een j.j.i. onder meer bestemd is voor personen aan wie de straf van jeugddetentie is opgelegd. In de wet is geen leeftijdsmaximum opgenomen voor plaatsing in een j.j.i. Klager komt in beginsel dus in aanmerking voor plaatsing in een j.j.i.

4.3.      Uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en de wettelijke definitie van een gedetineerde (artikel 1, onder e. en s., van de Pbw) volgt weliswaar dat een persoon die jeugddetentie ondergaat, ook in een inrichting voor volwassenen kan worden geplaatst, maar uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 12-13) bij de Pbw blijkt dat “jeugddetentie alleen in uiterste noodsituaties ten uitvoer gelegd [wordt] in inrichtingen voor volwassenen. Te denken valt aan een situatie waarin een jeugdige delinquent ondanks herhaalde pogingen daartoe niet te handhaven is in een jeugdinrichting. Hierbij is van doorslaggevend belang of de betrokken jeugdige naar verwachting op redelijke termijn in de groep – het uitgangspunt in justitiële jeugdinrichtingen – zal kunnen functioneren”.

 

De bestreden beslissing

4.4.      De Minister heeft klager opgeroepen om zijn jeugddetentie in een inrichting voor volwassenen te ondergaan. Zoals hiervoor is uiteengezet, is het uitgangspunt echter dat klager in een j.j.i. wordt geplaatst. Gesteld noch gebleken is dat sprake zou zijn van een ‘uiterste noodsituatie’, op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van dat uitgangspunt. De bestreden beslissing is daarom onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

4.5.      Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 24 februari 2020.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven