Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4182/TA en R-19/4203/TA, 3 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummers:       R-19/4182/TA en R-19/4203/TA

betreft: [klager]            datum: 3 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door respectievelijk het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen instelling, en door mr. A.P. van Knippenbergh namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraak van 9 juli 2019 van de beklagcommissie bij voornoemde instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.P. van Knippenbergh, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling mevrouw […], jurist. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         de beperking van klagers bewegingsvrijheid tot de afdeling c.q. afdelingsarrest (PN 2019/070) en

b.         de weigering van het bezoek van klagers oom en tante per 6 mei 2019 (PN 2019/071). 

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder a. en het beklag onder b. gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 10,=, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De urinecontrole (hierna: UC) van 24 april 2019, waarvan een deel van de test wel degelijk diezelfde dag kenbaar is gemaakt, en de gestelde weigering UC in dat verband, zijn wel degelijk terug te voeren op het besluit om het bezoek van klagers oom en tante te weigeren. Dit dient betrokken te worden in de beoordeling en klager is aldus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het bezoek van klagers oom en tante is geweigerd vanwege het vermoeden dat klager positief heeft gescoord op het gebruik van anabole steroïden. Klagers oom en tante nemen geen drugs voor klager mee. Zij zijn sterk tegen het gebruik van drugs. Klager handhaaft zijn standpunt dat hij geen positieve score kon krijgen, bij gebrek aan gebruik van middelen, en acht de toegekende tegemoetkoming disproportioneel laag. Klager heeft geruime tijd geen bezoek van zijn oom en tante kunnen hebben. Dit is een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van klager. Uit de door klager overgelegde uitslagen van uitgevoerde urinecontroles volgt dat klagers testosteron altijd aan de hoge kant is geweest. Bij de uitslag van de test van 24 april 2019 moet een fout zijn gemaakt. Klager heeft ook nadien niet meer positief gescoord op het gebruik van drugs. Vervolgens wordt het bezoek van klager beschuldigd van de invoer van contrabande. Op 24 april 2019 is de uitslag van de test binnengekomen. Klager heeft meteen een herhalingsonderzoek aangevraagd. De uitslag van dat onderzoek luidde hetzelfde. Klager was op de hoogte van het individuele drugsbeleid dat gold ten aanzien van hem. De aan klager opgelegde maatregelen waren, gelet op het gedrag van klager, niet proportioneel. Klager verzoekt om de instelling te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep richt zich tegen de overweging van de beklagcommissie dat de beslissing om het bezoek van klagers oom en tante te weigeren niet in redelijkheid kon worden genomen, nu voorbij is gegaan aan een lichter middel, te weten bezoek onder toezicht. De mededeling dat dit vanwege de bezetting niet mogelijk was, achtte de beklagcommissie onvoldoende.

Na afloop van de beklagprocedure is bekend geworden dat, ter aanvulling op het behandelingsplan, een individueel drugsbeleid van toepassing is voor klager. Hierin staat vermeld dat, indien klager positief scoort op harddrugs, maar ook wanneer hij fraudeert of weigert mee te werken aan een urinecontrole, een van de interventies is dat hij geen bezoek mag ontvangen. Daarnaast speelt mee dat niet viel uit te sluiten dat dit bezoek betrokken zou zijn bij invoer van gedragsbeïnvloedende middelen. Er was sprake van dermate onrust op de afdeling dat het afdelingspersoneel volledig ingezet diende te worden op de afdeling om de orde en de veiligheid te kunnen handhaven. Het toezicht houden op bezoek was derhalve op dat moment niet te realiseren, zonder dat dit ten koste zou gaan van de algehele orde en veiligheid op de afdeling. Daarbij komt dat zelfs het houden van toezicht op bezoek niet waterdicht is. Klagers bezoek is niet beschuldigd van de invoer van contrabande. Niet alleen klagers bezoek is geweigerd, maar ook van andere medepatiënten. Nu meerdere patiënten positief scoorden, heeft dit ertoe geleid dat van alle patiënten het laatste bezoek voorafgaand aan de positieve controle is geweigerd. Het is mogelijk dat de contrabande niet via het bezoek de instelling is binnengekomen.

Op 24 april 2019 was de uitslag van de urinecontrole gedeeltelijk bekend en is gebleken dat klager positief had gescoord op het gebruik van cocaïne. Vervolgens is op 1 mei 2019 gebleken dat klager tevens positief scoorde op het gebruik van anabolen. Na deze urinecontrole heeft klager nog geweigerd mee te werken aan een urinecontrole, hetgeen gelijk wordt gesteld met een positieve score. In het individuele drugsbeleid van klager staat dat bij een positieve score klager geen recht heeft op bezoek.

Klagers beklag ten aanzien van de beperking van de bewegingsvrijheid dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de bewegingsvrijheid op grond van het behandelingsplan is beperkt. Dit is niet beklagwaardig.

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a.:

Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling volgt dat de inperking van klagers bewegingsvrijheid in geval van een positieve uitslag van de urinecontrole deel uitmaakt van klagers behandelingsplan. Naar het oordeel van de beroepscommissie was de grondslag voor de beperking van klagers bewegingsvrijheid tot zijn afdeling gelegen in zijn behandelingsplan en maakte deze deel uit van zijn behandeling.

Aan klager zijn niet op een andere grondslag verdergaande beperkingen opgelegd. Derhalve is geen sprake van een aan klager opgelegd afdelingsarrest en betreft de beperking van klagers bewegingsvrijheid geen beslissing waartegen op grond van het bepaalde in artikel 56 of 57 van de Bvt beklag kan worden ingediend. Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van strijd met (hogere) wet- en regelgeving en is klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in dit onderdeel van het beklag. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal op dit punt worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

Ten aanzien van het beklag onder b.:

In artikel 37, derde lid, van de Bvt is bepaald dat het hoofd van de instelling toelating tot de verpleegde van bezoek telkens voor een periode van ten hoogste vier weken kan weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Bvt.

Op 6 mei 2019 is aan klager een maatregel weigering bezoek als bedoeld in artikel 37, derde lid, Bvt opgelegd ter handhaving van de orde en veiligheid. Het bezoek dat het laatst bij klager op bezoek is geweest is geweigerd, nadat klager positief heeft gescoord bij een UC op het gebruik van cocaïne en anabole steroïden. De beroepscommissie overweegt dat het gestelde personeelstekort op zichzelf onvoldoende onderbouwing kan vormen voor het weigeren van bezoek in plaats van het houden van toezicht op bezoek. Echter het hoofd van de instelling heeft daarnaast als reden voor het weigeren van bezoek aangevoerd dat het houden van toezicht op het bezoek nog steeds ruimte laat voor het overhandigen van goederen. De beroepscommissie acht daarmee in dit geval voldoende aannemelijk gemaakt dat niet met een minder zware maatregel kon worden volstaan nu met toezicht op bezoek niet kan worden voorkomen dat contrabande wordt uitgewisseld. Het beroep van het hoofd van de instelling zal daarom gegrond worden verklaard.

De Bvt kent geen veroordeling in betaling van de proceskosten.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de instelling inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder b. alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 3 maart 2020.           

  secretaris                                voorzitter      

Naar boven