nummer: R-19/4399/TA
betreft: [klager] datum: 5 maart 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2019 en de daarmee samenhangende herstelbeschikking van 13 augustus 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist, en klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse.
Op 8 januari 2020 heeft het hoofd van de instelling desgevraagd nog nadere inlichtingen toegezonden. Klager en zijn raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Hierop is geen reactie ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de inbeslagname van vier pakjes sigaretten (klachtnummer RV 2019-79).
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de kamercontrole van 6 maart 2019 van de kamer van klager zijn vier pakjes sigaretten aangetroffen. Deze zijn door de manager behandelafdeling in beslag genomen.
Op grond van artikel 44, derde lid, van de Bvt en artikel 9.3 van de huisregels van de instelling kan de manager behandelafdeling in concrete omstandigheden van het geval bepalen dat aangetroffen voorwerpen niet op de kamer bewaard mogen worden. In dit concrete geval achtte de manager behandelafdeling een reële mogelijkheid aanwezig dat deze hoeveelheid pakjes sigaretten ingezet zouden kunnen worden voor handel in contrabande, hetgeen een gevaar kan zijn voor de orde en veiligheid in de instelling. Klager is vaker verdacht van betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Ook bij kleine hoeveelheden sigaretten kan en mag gedacht worden aan handel in contrabande. De ervaring leert ook dat binnen de instelling geregeld met kleine hoeveelheden sigaretten gehandeld wordt in contrabande.
De instelling beperkt op geen enkele wijze het rookgedrag van klager. Indien klager sigaretten nodig heeft, kan hij hierom vragen, mits de hoeveelheid sigaretten op zijn kamer blijft binnen de door de manager behandelafdeling gestelde grenzen. Voorafgaand aan de inbeslagname is met klager geen afspraak gemaakt over het aantal pakjes sigaretten dat hij op zijn kamer mag hebben. Dit komt doordat de instelling vóór de kamercontrole niet op de hoogte was van een dergelijke hoeveelheid pakjes sigaretten op de kamer. Had de instelling dit wel geweten, dan zou een dergelijke afspraak eerder gemaakt kunnen zijn. De instelling blijft echter van mening dat voor de inbeslagname van de pakjes sigaretten het niet noodzakelijk is dat voorafgaand een afspraak is gemaakt over de toegestane hoeveelheid pakjes.
In het algemeen is het niet wenselijk dat een verpleegde vier pakjes sigaretten op zijn kamer heeft. Dit is geen algemene afspraak, maar wordt individueel bepaald.
Klager genoot sinds 25 oktober 2018 onbegeleide verloven. De verlofvoorwaarden waren onder andere gelegen in het abstinent blijven van middelen en de handel daarin. In eerste instantie verliep dit goed, echter in januari 2019 bleek klager zich opnieuw bezig te houden met handel in de instelling. Ook bleken klagers urinecontroles weer positief. In toenemende mate waren er aanwijzingen en bewijzen dat klager zich (opnieuw) bezig hield met handel in cannabis. Bij klager is sprake van een middelenprobleem, tevens ook opgenomen als risicofactor binnen de behandeling. Het gebruik van middelen moet bij klager worden beschouwd als een vorm van niet passende coping. Mede door de onbetrouwbaarheid van klager ten aanzien van middelengebruik, verloopt de behandeling traag en kan gesteld worden dat de vermoedens van handel en tevens het gebruik van verdovende middelen een issue is in de behandeling van klager. Overigens is op de dag van inbeslagname klager de mogelijkheid gekregen een pakje sigaretten terug te ontvangen, maar heeft dit geweigerd. Na de kamercontrole van 6 maart 2019 zijn er afspraken gemaakt. Er is op dit moment geen direct vermoeden van drugs, de inbeslagname is naar aanleiding van de ruis rondom klager.
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft wisselend meer of minder pakjes sigaretten in zijn bezit. Pas op de afdeling Luxor 2 is hij voor het eerst aangesproken op het bezit van de pakjes sigaretten. Pas na de inbeslagname heeft klager uitleg gekregen van de regels.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat er geen concrete omstandigheden zijn aangevoerd waaruit blijkt dat klager pakjes sigaretten daadwerkelijk heeft gebruikt voor de handel in contrabande. Het aantal gevonden pakjes sigaretten (vier) is niet dermate veel dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hierdoor de orde en veiligheid in de instelling in het geding is. Dit neemt niet weg dat het hoofd van de instelling aan het voorhanden hebben van een bepaalde hoeveelheid sigaretten op de eigen kamer beperkingen kan stellen. Vast is komen te staan dat pas na de kamercontrole hierover afspraken zijn gemaakt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 5 maart 2020.
secretaris voorzitter