Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4954/GB, 11 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4954/GB

Betreft: […]       datum: 11 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. van Minderhout, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 16 september 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Middelburg. Op 13 augustus 2019 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is na een onterechte plaatsing in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BGP-afdeling) van 7 juni 2019 tot 18 juni 2019 in de reguliere gevangenis van de p.i. Vught geplaatst. De beroepscommissie heeft eerder al bepaald dat klager in de p.i. Middelburg moet worden geplaatst, vanwege bezoekmogelijkheden (RSJ 30 maart 2015, 15/174/GB). Van 2011 tot 2015 heeft klager geen bezoek kunnen ontvangen. Door zijn overplaatsing naar de p.i. Vught, heeft hij sinds juni 2019 wederom geen bezoek kunnen ontvangen. Klager komt niet in aanmerking voor detentiefasering, maar bezoek is van groot belang. Hij komt zelf uit België en zijn vriendin woont in Middelburg.

Klager zou niet in de p.i. Middelburg geplaatst kunnen worden, omdat op hem GVM-maatregelen van toepassing zijn en het beveiligingsniveau van de p.i. Middelburg daarom niet zou volstaan. Er verblijven in de p.i. Middelburg echter meerdere gedetineerden die op de GVM-lijst staan. De beveiliging in de p.i. Middelburg verschilt niet wezenlijk van de beveiliging in de p.i. Vught.

Klager wordt verweten dat hij zijn ex-vriendin per post heeft gestalkt. De datering van de verweten poststukken is echter onbekend. In een brief schrijft klager dat hij 55 jaar is. Dat was in 2016. De brief naar aanleiding waarvan op 9 oktober 2018 aangifte is gedaan, dateert van 3 september 2018. Klager betwist uitdrukkelijk dat hij post heeft gestuurd, nadat de directeur van de p.i. Middelburg een ordemaatregel ten aanzien van zijn post had opgelegd. Het bewijs daarvoor (een gedateerd poststuk) is ook na herhaaldelijke verzoeken daartoe niet overgelegd. Het is ook onduidelijk op welke wijze klager de post zou hebben verstuurd. Volgens het Openbaar Ministerie (OM) is geen sprake van concrete bedreiging. De casemanager heeft een en ander uit z’n verband gerukt en aangedikt.

Overigens heeft klager al sinds 2005 contact met zijn ex-vriendin, maar dat was altijd met toestemming. Nu zet zij hem een hak. De teksten die zij aan elkaar schreven, gingen regelmatig over seks, maar de wet verbiedt dat niet. Tegen de ordemaatregel loopt nog een beroepszaak (R-19/3701/GA).

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 12 juni 2019 is aan klager het risicoprofiel ‘hoog’ toegekend. Daarop is zelfs plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) overwogen. Het OM heeft aangegeven dat in drie lopende zaken geen sprake is van concrete bedreiging. De toekenning van het risicoprofiel is geen beslissing van de Minister. De p.i. Middelburg voldoet qua beveiligingsniveau niet aan klagers risicoprofiel. Overplaatsing naar de p.i. Middelburg is daarom niet aan de orde.

Als klager in de p.i. Vught verstoken blijft van bezoek, kan hij een overplaatsingsverzoek indienen naar een inrichting met een beveiligingsniveau dat past bij zijn risicoprofiel, maar die dichterbij de woonplaats van zijn bezoek is gelegen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is vanuit de gevangenis van de p.i. Middelburg overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught, omdat die gevangenis een hoger beveiligingsniveau heeft en daarmee beter beantwoordt aan klagers risicoprofiel (GVM-status ‘hoog’).

4.2.      Uit het selectieadvies blijkt dat klager van 29 maart 2018 tot 24 mei 2019 herhaaldelijk illegaal post uitvoerde. Om die reden is hij steeds niet gepromoveerd naar het plusregime. Ook is briefcontrole ingevoerd (en later aangescherpt) en is zijn telefoonverkeer beperkt. Klager wist dus dat de post die hij stuurde niet was toegestaan. Op 9 oktober 2018 heeft zijn ex-vriendin bovendien aangifte gedaan naar aanleiding van deze post. Daaruit blijkt dat zij al sinds 2006 last heeft van klagers post en hem daarop ook heeft aangesproken. Vervolgens heeft zij nog een kaartje gekregen met de tekst “maar ge weet, je aangifte werkt je tegen, eigen schuld hé”. Dat kaartje moet dus zelfs na de aangifte zijn geschreven. Op 7 februari 2019 is klager ook nog disciplinair gestraft wegens meermaals (zoeken van) telefonisch contact met aangeefster. De p.i. Middelburg bleek in de praktijk dan ook niet in staat om klagers ongewenste postuitvoer en telefonische contacten aan banden te leggen. Een en ander is aanleiding geweest om klager op 14 augustus 2019 op de GVM-lijst te plaatsen met risicoprofiel ‘hoog’.

4.3.      Uit de bestemmingsaanwijzingen van beide inrichtingen, blijkt dat de p.i. Middelburg, in tegenstelling tot de p.i. Vught, geen afdeling heeft met een uitgebreid beveiligingsniveau. Gelet op klagers hoog-risicoprofiel en de redenen daarvoor (zoals onder 4.2. is weergegeven), is hij terecht overgeplaatst naar een inrichting met een uitgebreid beveiligingsniveau. De p.i. Vught bevindt in Zuid-Nederland, zodat de afstand tot Middelburg en België enigszins beperkt is gebleven. De bestreden beslissing kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 11 februari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven