nummer: R-19/4591/TB
betreft: [klager] datum: 20 februari 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 23 augustus 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 24 januari 2020, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (PI) Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ-voorziening) van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde voorziening.
2. De feiten
Klager is op 24 maart 2015 geplaatst in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting te Zeeland. Het hoofd van de Pompestichting heeft op 7 maart aangevuld op 23 april 2019 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de LFPZ-voorziening te continueren. Klager heeft zich op 28 maart 2019 onttrokken tijdens zijn verlof. Op 12 mei en 2 juni 2019 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die inhielden dat het verzoek de longstaystatus van klager te handhaven, wordt ondersteund.
Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) op 12 augustus 2019 geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Verweerder heeft op 23 augustus 2019 beslist klagers verblijf in de LFPZ-voorziening voort te zetten. Op 18 september 2019 heeft psycholoog O. op verzoek van klager een rapport uitgebracht naar aanleiding van een psychologisch onderzoek naar klager.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Psycholoog O. ziet wel mogelijkheden voor een nieuwe behandelpoging. De LAP is ten onrechte voorbij gegaan aan het verzoek van klager het advies aan te houden in afwachting van het rapport van psycholoog O. Tijdens de zorgconferentie heeft klagers raadsman reeds aangekondigd dat een contra-expertise zou worden uitgevoerd. Klager vindt het niet zorgvuldig dat niet op het rapport van psycholoog O. is gewacht. Het gaat goed met klager, hij werkt 30 uur per week en sport twee keer per week. Hij wil echter weg uit de tbs. Klager heeft een tuchtklacht ingediend tegen psychiater M. naar aanleiding van zijn rapport. Klager kan zich vinden in het voorstel van psycholoog O. Klager heeft nooit een kans gekregen. In FPC Van der Hoeven Kliniek worden situaties nagebootst met behulp van een VR-bril. Klager ziet dit als een mogelijkheid om aan te tonen dat het goed met hem gaat. Klager verwijst naar het advies van de Raad over de risico’s en knelpunten in de longstay. Hierin wordt voorgesteld een verpleegde tijdelijk over te plaatsen, omdat dit kan leiden tot nieuwe inzichten en perspectief op behandeling. Klager is ontvlucht omdat hij in de media aandacht voor zijn zaak wilde krijgen. Klager ontkent de indexdelicten.
Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De beslissing is op goede gronden genomen. Er is uitgebreid gerapporteerd over de noodzaak tot voortzetting van klagers LFPZ-plaatsing. Uit het herbeoordelingsadvies van de Pompestichting van 7 maart 2019 komt naar voren dat klager voornamelijk bezig is met strijd te voeren tegen de tbs-oplegging en de LFPZ-indicatie, vanuit zijn overtuiging dat foutief gehandeld is in de gerechtelijke procedures en door eerdere tbs-instellingen. Pogingen om te komen tot behandeling zijn onvoldoende effectief gebleken en klager wil binnen LFPZ-Zeeland ook niet meewerken aan enige vorm van behandeling. Het behandelteam ziet vooralsnog geen mogelijkheid voor een nieuwe behandelpoging dan wel overplaatsing naar een setting met een lager beveiligingsniveau. De Pompestichting adviseert de LFPZ-indicatie voort te zetten. In een aanvulling van 23 april 2019 bericht de Pompestichting dat klager tijdens zijn begeleid verlof op 28 maart 2019 is ontvlucht en ’s-avonds is gearresteerd in een hotel in Voorschoten. Psychiater M. adviseert in zijn PJ-rapportage van 2 juni 2019 tot voortzetting van klagers LFPZ-plaatsing. Psychiater M. onderschrijft de diagnostische conclusies van de Pompestichting en schat de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor hij de tbs-maatregel opgelegd heeft gekregen als matig tot hoog in. Gelet op de onttrekking van klager en de geschonden behandelafspraken en het daarmee geschonden vertrouwen in klager, ziet psychiater M. geen redenen om al te snel vervolgstappen te zetten. Er zijn geen mogelijkheden voor een nieuwe behandelpoging of beëindiging van de longstaystatus. Psycholoog W. geeft in zijn PJ-rapportage van 12 mei 2019 onder andere aan dat klagers problematiek nog immer aanwezig is en dat sprake is van een gebrekkig ziekte-inzicht. Om het risico op seksueel gewelddadig gedrag te managen, blijft klager volgens psycholoog W. afhankelijk van een hoog zorg- en beveiligingsniveau, met professionele ondersteuning en begeleiding. Zijn verblijf in de longstay is vanuit dit oogpunt nog steeds noodzakelijk. Klager weigert voorts elke vorm van behandeling. De LAP adviseert op 12 augustus 2019 tot voortzetting van klagers LFPZ-plaatsing onder een matig-hoog beveiligingsniveau vanwege de recente onttrekking. Het verzoek van klager aan de LAP het advies aan te houden in afwachting van een rapportage van psycholoog O. is meegenomen door de LAP, maar deze zag hiervoor geen aanleiding. Het verslag van de zorgconferentie van 18 juli 2019 was nog niet gereed en hiervan heeft de LAP geen kennis van kunnen nemen. Uit de zorgconferentie zijn geen nieuwe gezichtspunten naar voren gekomen.
Verweerder achtte zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen. Alle tbs-instellingen zijn in staat om patiënten te behandelen, dus niet alleen FPC Van der Hoeven Kliniek. Gelet op klagers behandelgeschiedenis is een overplaatsing naar een behandelvoorziening niet aangewezen. Het is van belang dat klager laat zien mee te willen werken aan een behandeling. Klager vond dat hij zijn behandeling al had doorlopen. Er zijn geen aanknopingspunten voor een observatieplaatsing van klager.
4. De beoordeling
Klager verblijft sinds 24 maart 2015 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.
In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken. Uit de pro justitia rapportages van 12 mei en 2 juni 2019 komt naar voren dat er geen mogelijkheden worden gezien voor een nieuwe behandelingspoging dan wel beëindiging van klagers longstaystatus. Het recidiverisico is nog altijd hoog omdat er in essentie niets is veranderd aan de psychopathologie van klager. Klager weigert elke vorm van behandeling. De pro justitia rapporteurs volgen hiermee het advies van de Pompestichting van 7 maart 2019 de longstaystatus van klager voort te zetten. In zijn advies van 12 augustus 2019 sluit de LAP zich aan bij de bevindingen van de kliniek en de rapporteurs. De LAP meent dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Er wordt op dit moment geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ voorziening of een andere instelling.
Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt, waarbij de beroepscommissie tevens betrekt klagers onttrekking op 28 maart 2019 tijdens zijn begeleid verlof. Het door klager overgelegde rapport van 18 september 2019 van psycholoog O. leidt niet tot een andere conclusie. De overweging klager in het kader van een proefplaatsing te plaatsen in FPC Van der Hoeven Kliniek moet – zo begrijpt de beroepscommissie – worden geplaatst tegen de achtergrond van het advies van psycholoog O. de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen. Immers, ook psycholoog O. komt tot de conclusie dat er geen mogelijkheden voor behandeling noch voor resocialisatie worden gezien en dat de enige manier om de risico’s af te dekken is continuering van de huidige klinische status en verblijf van klager op een gesloten afdeling van de LFPZ van de Pompestichting. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. C.D. Witsenburg en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 februari 2020
secretaris voorzitter