nummer: R-19/4285/GA
betreft: [klager datum: 31 december 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van spullen van klager – te weten een drietal boeken – na zijn overplaatsingen vanuit de p.i. Nieuwegein naar het Justitieel Complex Zaanstad en de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (NM-2018-1299).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte overwogen dat klager zijn klacht aan het Justitieel Complex Zaanstad in plaats van de p.i. Nieuwegein had moeten richten. Het Justitieel Complex Zaanstad is niet verantwoordelijk voor de vermissing van zijn boeken. De door het personeel van de p.i. Nieuwegein ingepakte verhuisdozen zijn in het Justitieel Complex Zaanstad slechts als (verder) transport in bewaring genomen en ongeopend naar de locatie Zuyder Bos doorgezonden. Het feit dat de verhuisdozen via het Justitieel Complex Zaanstad de locatie Zuyder Bos hebben bereikt, verplicht klager niet de afgelegde route te rechercheren teneinde iemand aan te klagen. Hij wordt van het kastje naar de muur gestuurd. De directeur van de p.i. Nieuwegein beweert ten onrechte dat klager op 24 en 29 augustus 2018 in de gelegenheid is gesteld zelf zijn cel op te ruimen en zijn spullen in te pakken. Hij zou op 24 augustus 2018 dozen hebben gekregen, maar dat is niet waar. Hij is die dag in de isoleercel geplaatst zonder dat hem bekend was wat daarvan de reden was. Er zou nog een risicoanalyse worden gedaan en op dat moment was nog niet bekend wat er met hem zou gebeuren. Op 29 augustus 2018, de dag dat hij naar het Justitieel Complex Zaanstad werd overgeplaatst, heeft hij in de middagpauze drie dozen gekregen waarin hij dossiers kon inpakken. Hij had gedurende de persoonlijke verzorging – hooguit een uur – de gelegenheid om spullen in te pakken en heeft alleen de hoognodige dossiers en wat schoon ondergoed ingepakt. Zijn kleding, boeken en andere persoonlijke spullen zijn in zijn cel achtergebleven. Hij heeft de boeken van de bibliotheek en het onderwijs apart gelegd en aangegeven welke boeken van hemzelf waren. Daarna heeft hij even snel gedoucht en is hij in allerijl naar het transportbusje richting het Justitieel Complex Zaanstad gebracht. Hij heeft enkele dagen in het Justitieel Complex Zaanstad in een afzonderingscel verbleven voordat hij naar de locatie Zuyder Bos is overgeplaatst. In de locatie Zuyder Bos heeft hij na zes weken zestien dozen ontvangen, waaronder de drie dozen die hij zelf heeft ingepakt. Alle dozen waren ongeopend en zijn in het bijzijn van personeel geopend. De normale procedure, te weten dat de gedetineerde zelf zijn spullen inpakt in door het personeel verstrekte dozen en deze vervolgens naar de binnenkomst afdeling delinquenten (BAD) brengt, waar het personeel de dozen registreert en verzegelt en de gedetineerde zijn handtekening onder een formulier zet, is in klagers geval niet gevolgd. De uitspraak van de Raad waar namens de directeur naar wordt verwezen, te weten RSJ 7 december 2009, 09/1903/GA, is in dit geval niet van toepassing, omdat in die zaak de normale procedure is gevolgd.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep schriftelijk als volgt toegelicht. Klager heeft, anders dan hij beweert, zijn spullen zelf ingepakt. De directeur heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen het personeel feitelijk en concreet heeft verklaard. Uit voornoemde uitspraak van de Raad volgt dat de verantwoordelijkheid voor vermissing van bepaalde goederen bij de gedetineerde zelf ligt, indien aannemelijk is geworden dat hij zijn spullen zelf heeft ingepakt. Klager is op 29 augustus 2018 vanuit de p.i. Nieuwegein naar het Justitieel Complex Zaanstad overgeplaatst en hij is vervolgens op 6 september 2018 naar de locatie Zuyder Bos overgeplaatst. Klager stelt dat zijn spullen via het Justitieel Complex Zaanstad bij de locatie Zuyder Bos zijn binnengekomen. Uit een invoerformulier blijkt dat het Justitieel Complex Zaanstad voor de ontvangst van klagers spullen heeft getekend. Op grond van de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade is daarmee de verantwoordelijkheid van de p.i. Nieuwegein overgegaan op het Justitieel Complex Zaanstad en is het Justitieel Complex Zaanstad aansprakelijk voor eventuele schade. Het feit dat de dozen ongeopend aan de locatie Zuyder Bos zouden zijn doorgezonden, doet daar niet aan af, nu het Justitieel Complex Zaanstad voor ontvangst heeft getekend. Klager heeft ook geen verklaring van het Justitieel Complex Zaanstad overgelegd waaruit volgt dat de dozen ongeopend zijn doorgezonden. De bewijslast daarvoor ligt primair bij klager.
3. De beoordeling
Namens de directeur, die bij de zitting niet aanwezig was, is verzocht een verslag op te maken van hetgeen ter zitting is verhandeld teneinde daar achteraf op te kunnen reageren. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak daartoe niet blijkt en zij zich op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen reeds voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.
Klager beklaagt zich over de vermissing van zijn spullen (boeken) na zijn overplaatsing vanuit de p.i. Nieuwegein naar het Justitieel Complex Zaanstad en vervolgens naar de locatie Zuyder Bos. Uit de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014 (578934) volgt dat de verzendende inrichting – de p.i. Nieuwegein – aansprakelijk is voor de vracht en dat deze verantwoordelijkheid na het tekenen voor ontvangst van die vracht door de ontvangende inrichting – het Justitieel Complex Zaanstad – op deze inrichting overgaat. Nu – zoals de beklagrechter heeft vastgesteld – het Justitieel Complex Zaanstad voor de ontvangst van klagers spullen heeft getekend, is de verantwoordelijkheid voor klagers spullen van de directeur van de p.i. Nieuwegein op de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad overgegaan en was de beklagrechter van de p.i. Nieuwegein zodoende niet bevoegd klagers beklag te beoordelen. Het beklag had in het kader van de voor de beklagrechter geldende doorzendplicht ter verdere behandeling moeten worden doorgezonden aan de beklagcommissie bij het Justitieel Complex Zaanstad. Klager is dan ook ten onrechte niet in zijn beklag ontvangen. De beroepscommissie zal het beklag niet alsnog ter behandeling aan de beklagcommissie bij het Justitieel Complex Zaanstad doorzenden, maar het beklag om proceseconomische redenen in eerste en hoogste aanleg zelf afdoen.
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de directeur van het Justitieel Complex Zaanstad het volgende. Uit de inlichtingen van de directeur van de p.i. Nieuwegein volgt dat het personeel heeft verklaard dat klager zelf zijn spullen heeft ingepakt. Hoewel klager betwist dat hij zijn spullen zelf heeft ingepakt, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat hij zijn spullen niet zelf heeft kunnen inpakken. Klager is voorafgaand aan zijn overplaatsing naar het Justitieel Complex Zaanstad in het kader van een aan hem opgelegde ordemaatregel naar een andere afdeling binnen de p.i. Nieuwegein overgeplaatst, maar hij is niet in een afzonderingscel geplaatst en heeft aan activiteiten kunnen deelnemen. In verband hiermee was het voor hem dus ook niet onmogelijk zijn goederen zelf in te pakken, hetgeen ook blijkt uit het feit dat klager zelf heeft aangegeven dozen te hebben gekregen om zijn spullen (deels) in te pakken. Gelet op het voorgaande ligt de verantwoordelijkheid van de vermissing van klagers spullen in dit geval bij klager zelf. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 31 december 2019.
secretaris voorzitter