Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3612/TA, 25 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/3612/TA

betreft: [klager]                                                                    datum: 25 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van de Pompestichting, locatie Nijmegen, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 23 april 2018 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist. Klager heeft schriftelijk afstand gedaan van het horen ter zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het niet beslissen op klagers verzoek tot het mogen volgen van onderwijs (PN-2018-206b).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers verblijf binnen de Pompekliniek verloopt tot op heden problematisch door de incidenten en dreigementen die hij richting het personeel heeft geuit, waar ook aangifte van is gedaan. Op 7 november 2018 is klager intern overgeplaatst. Klagers verzoek om onderwijs is in de overdracht niet meegekomen, gelet op de ernst van de situatie en de problematiek die rondom klager speelde. In de diverse gesprekken daarna heeft klager de mogelijkheid gehad om een verzoek om onderwijs te doen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Op 6 mei 2019 heeft klager een verzoek gedaan tot het volgen van een studie in het recht, maar welke studie en in welke vorm is dan niet helder. In de week van 23 mei 2019 heeft klagers behandelcoördinator het verzoek bij afdeling onderwijs neergelegd om klager te bezoeken waarbij dan kan worden besproken welke studie klager nu precies wil gaan doen. Klager is nooit geweigerd om een studie te volgen en er is ook geen sprake geweest van het weigeren om een beslissing te nemen. Klager heeft namelijk zijn verzoek niet concreet gemaakt.

Klager volgt inmiddels onderwijs. Het was eerst niet duidelijk wat hij wilde. Hij wilde eerst sociaal recht studeren en daarna heeft hij aangegeven dat hij civiel recht wilde studeren. Hiervan is aangegeven dat dit niet als een prosociale houding wordt gezien, nu klager met deze kennis nog meer klachten wil en zal indienen tegen personen en instanties. Een dergelijke fixatie vertoont overeenkomsten met zijn delictscenario. Inmiddels volgt klager de cursus ´politiek in Nederland´ bij de Leidse Onderwijs Instellingen (LOI).

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De instelling heeft klager geweigerd een opleiding naar capaciteit aan te bieden met als reden “dit te gebruiken te procederen tegen de kliniek”. Dit bevreemdt klager, gezien het feit dat, waar fouten gemaakt worden, ook het recht tot klagen open dient te staan en men daartoe ook in de gelegenheid dient te worden gesteld. Klager verzoekt derhalve het beroep van het hoofd ongegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

Uit artikel 43, eerste lid, van de Bvt volgt onder meer dat het hoofd van de inrichting zorg draagt voor onderwijs aan tbs-gestelden en volgt geen recht op onderwijs. Als echter in het kader van de behandeling is afgesproken dat een verpleegde onderwijs mag volgen en een verzoek voor een specifieke opleiding mag indienen – klager stelt onweersproken dat in het werkprogramma een blok voor onderwijs was ingeroosterd – dan moet door het hoofd van de instelling op een verzoek tot het volgen van onderwijs worden beslist. 

Nu in geding is of op klagers verzoek om onderwijs is beslist, kan klager in zijn klacht worden ontvangen.

Inhoudelijk

De beroepscommissie stelt vast dat klager, voordat hij werd overgeplaatst, had aangegeven dat hij een cursus wenste te volgen. Hierna heeft een heftig incident plaatsgevonden, waarop klager is overgeplaatst naar een andere afdeling.

Als gevolg van klagers gedrag is kennelijk sprake geweest van een stagnatie waardoor klagers verzoek niet is overgedragen aan de volgende behandelcoördinatoren en daarbij heeft klager ook zelf pas in mei 2019 een herhaald verzoek heeft gedaan. Naar aanleiding van dit verzoek is onderzoek verricht en is een beslissing genomen. In het licht van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat door het hoofd van de instelling onredelijk jegens klager is gehandeld. Het beroep wordt derhalve gegrond verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie wordt vernietigd en het beklag alsnog ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 25 februari 2020.

                                       secretaris                                            voorzitter                   

Naar boven