Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4989/GB, 11 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4989/GB

Betreft: […]       datum: 11 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V. Poelmeijer, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 14 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 8 maart 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Leeuwarden. Bij beslissing van 28 mei 2019 is hij in het h.v.b. van de p.i. Lelystad geplaatst. Van 31 mei 2019 tot 13 juni 2019 heeft hij in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) Scheveningen verbleven. Vervolgens is hij vanuit de p.i. Lelystad bij beslissing van 29 juli 2019 in het PPC van de p.i. Vught geplaatst. Op 22 oktober 2019 is hij in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen geplaatst.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Door een conflict met de medische dienst in de p.i. Leeuwarden, kon klager de noodzakelijke zorg niet worden geboden. Om die situatie op te lossen, is geadviseerd klager naar een ander h.v.b. over te plaatsen. Klager wilde graag naar het JCvSZ. Omdat het JCvSZ geen h.v.b.-capaciteit zou hebben, is hij echter overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Lelystad. Vlak na de bestreden overplaatsing is klager alsnog in het JCvSZ geplaatst en vervolgens weer teruggeplaatst in de p.i. Lelystad. Klager heeft zijn medische klachten veelvuldig kenbaar gemaakt en bemiddeling gevraagd. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Hij lijdt aan Psoriasis Vulgaris, een chronische en somatische aandoening. Uit het jaarverslag van de p.i. Leeuwarden blijkt dat die inrichting daarvoor geen specialist in huis heeft. De arts die klager op 29 mei 2019 heeft gezien, schrok van de ontwikkelingen. Klager voldoet aan artikel 19, onder c, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) en moet daarom in het JCvSZ worden geplaatst.
Verzocht wordt de Minister op te dragen een nieuwe beslissing te nemen en/of aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2.      Namens de Minister is verwezen naar de beslissing op het bezwaarschrift.

4.         De beoordeling4.1.      Klager verblijft niet meer in het h.v.b. van de p.i. Lelystad. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Klager wil kennelijk echter nog steeds in het JCvSZ worden geplaatst. Bovendien is in beroep verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.2.      Klager meent dat hij in het JCvSZ (had) moet(en) worden geplaatst, in verband met zijn Psoriasis Vulgaris. De Minister is daartoe niet overgegaan, omdat de medische dienst klagers plaatsing in het JCvSZ niet geïndiceerd achtte.
4.3.      De Minister mag uitgaan van het advies van de medische dienst, wanneer het gaat om de vraag of een gedetineerde in het JCvSZ moet worden geplaatst. Dat volgt reeds uit artikel 32, eerste lid, van de Regeling.
4.4.      Weliswaar bleek kort na de gewraakte overplaatsing van klager naar de p.i. Lelystad dat klager in de periode van 31 mei 2019 tot 13 juni 2019 acute zorg in JCvSZ behoefde, maar uit niets blijkt dat de Minister dat had kunnen weten. Slechts de medische dienst had dat mogelijkerwijs kunnen inschatten, maar uit het selectieadvies blijkt nu juist dat klager het werk van de medische dienst in de p.i. Leeuwarden bemoeilijkte. Precies om die reden is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Lelystad. Die beslissing kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Niet is gebleken dat nadien – hetzij ten tijde van de beslissing op bezwaar hetzij op dit moment – een indicatie voor (verdere) plaatsing in het JCvSZ is afgegeven. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 11 februari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven