Nummer: R-19/5073/GB
Betreft: [Klager] datum: 10 februari 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein over te plaatsen.
2. De feiten
Klager is sinds 9 augustus 2019 gedetineerd. Hij verbleef in het arrestantenregime van de p.i. Alphen. Op 24 september 2019 is hij voor overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein geselecteerd.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft aan de casemanager van de p.i. Alphen zijn voorkeur voor overplaatsing naar de locatie De Schie of de p.i. Krimpen aan en IJssel kenbaar gemaakt. Aanvankelijk had hij ook de p.i. Nieuwegein als mogelijke inrichting voor een overplaatsing genoemd, maar dat heeft hij later ingetrokken en gewijzigd. De casemanager heeft op 3 september 2019 aangegeven zijn voorkeur voor overplaatsing te hebben aangepast. Zijn voorkeur was dan ook ruim voorafgaand aan de selectiebeslissing al niet meer de p.i. Nieuwegein, maar de locatie De Schie of de p.i. Krimpen aan den IJssel. Het feit dat hij het briefje van de casemanager niet eerder dan in beroep heeft overgelegd, doet niet af aan het feit dat hij zijn voorkeur heeft gewijzigd. Het is vreemd en niet te begrijpen dat de casemanager zich niets kan herinneren van zijn gewijzigde voorkeur. De vergelijking van de afstanden tussen Den Haag en de p.i. Nieuwegein, de locatie De Schie en de p.i. Krimpen aan den IJssel is niet relevant. De Minister heeft geen rekening met de voorkeur van klager gehouden. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming, die bestaat uit onmiddellijke vrijlating of een andere compensatie die recht doet aan de gang van zaken.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Alphen komt naar voren dat klager, die moest worden overgeplaatst vanwege overschrijding van de toegestane acht weken in een sober arrestantenregime, in het kader van overplaatsing zijn voorkeur voor de locatie De Schie, p.i. Krimpen aan den IJssel of de p.i. Nieuwegein had opgegeven. Hij heeft eerst in beroep aangevoerd dat hij zijn voorkeur voor de p.i. Nieuwegein had ingetrokken en in het bezit was van een antwoordbriefje van de casemanager van 3 september 2019 dat zijn voorkeur was aangepast. Deze informatie was de Minister ten tijde van de beslissing op het bezwaar niet bekend. Op 19 november 2019 is er telefonisch contact met de casemanager van de p.i. Alphen geweest. Deze heeft te kennen gegeven zich niets te herinneren, niet te kunnen uitleggen waar de mogelijke fout is opgetreden en op welke aanpassing in het briefje van 3 september 2019 werd gedoeld. Gelet daarop bestaat verwarring over de voorkeur die klager heeft opgegeven. Hij heeft te kennen gegeven zich na zijn detentie in Den Haag te willen vestigen en naar een inrichting in die directe omgeving te willen worden overgeplaatst. De reisafstand tussen Den Haag en de in het selectieadvies genoemde inrichtingen van voorkeur, waaronder de p.i. Nieuwegein, is niet uitzonderlijk groot. De locatie De Schie en de p.i. Nieuwegein liggen ongeveer op een uur afstand van Den Haag en de p.i. Krimpen aan den IJssel ligt op ongeveer anderhalf uur van Den Haag. Nu geen sprake is van een wezenlijk verschil in reisafstand, kan niet worden gesteld dat klager vanuit de p.i. Nieuwegein niet aan het zich vestigen in Den Haag zou kunnen werken. Klager is niet onredelijk benadeeld vanwege een mogelijke verwarring die is ontstaan ten tijde van het aanpassen van zijn voorkeur voor een inrichting in het kader van zijn overplaatsing. Er zijn geen zwaarwegende belangen die maken dat een overplaatsing naar de locatie De Schie of de p.i. Krimpen aan den IJssel gerechtvaardigd zou zijn.
4. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat uit het op 17 september 2019 door de directeur van de p.i. Alphen opgestelde selectieadvies volgt dat de voorkeur van klager in het kader van een overplaatsing uitgaat naar de locatie De Schie, de p.i. Krimpen aan den IJssel, de p.i. Nieuwegein of de p.i. Alphen. Onderaan het selectieadvies staat dat klager van dit advies op de hoogte is gesteld en daarmee akkoord is. De Minister heeft in redelijkheid op de vanuit de inrichting verstrekte informatie kunnen vertrouwen en de beslissing tot overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein van 24 september 2019 daarop kunnen baseren. Gelet daarop is de beslissing klager niet in zijn bezwaar te ontvangen, omdat hij – afgaande op de informatie in het selectieadvies – in een inrichting van zijn voorkeur was geplaatst, een terechte en juiste beslissing. De door klager in beroep overgelegde antwoordbrief van zijn casemanager van 3 september 2019 maakt dit niet anders, nu hieruit niet kan worden opgemaakt op welke wijze klagers voorkeur voor overplaatsing is aangepast en dit verder niet is gespecificeerd. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 10 februari 2020.
secretaris voorzitter