Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5080/GV, 24 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/5080/GV

Betreft: [Klager]            datum: 24 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Berbee, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. M. Berbee om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het kan zo zijn dat omstreeks 8 oktober 2019 een foto is aangetroffen waarop klager te zien is met twee mobiele telefoons. Klager kan echter met zekerheid zeggen dat die foto niet recent, maar vele maanden daarvoor, is gemaakt zodat sprake is van een oud incident. Hij heeft als gevolg van dit incident een week in een isoleercel verbleven. Er zijn geen mobiele telefoons bij klager aangetroffen. Dit was ook niet mogelijk, nu de foto gedateerd was. Op 17 april 2019 is acht gram softdrugs bij hem aangetroffen en op 11 juli 2019 is één gram softdrugs bij hem aangetroffen. Er zijn meerdere malen urinecontroles bij klager uitgevoerd en deze waren zeker de laatste vier à vijf maanden schoon. Door tijdsverloop, het feit dat het laatste rapport van 11 juli 2019 dateert, klager de laatste maanden schone urinecontroles heeft gehad en er geen mobiele telefoons bij hem zijn aangetroffen, kan niet worden gesteld dat een algemeen verlof tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande zal leiden of dat sprake is van gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft in de periode dat hij in het Justitieel Complex Zaanstad heeft verbleven vijfmaal de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig verstoord door het voorhanden hebben van handelshoeveelheden drugs, positieve urinecontroles en het feit dat hij poserend op een foto met twee mobiele telefoons is gezien. Hij heeft willens en wetens met twee mobiele telefoons geposeerd voor een foto, die met een derde telefoon is gemaakt. Het is niet te zeggen wanneer deze foto is gemaakt. Klager heeft een geschiedenis waaruit zijn onbetrouwbaarheid blijkt en waarmee hij de orde, rust en veiligheid ernstig in het geding heeft gebracht. Het is niet uit te sluiten dat hij tijdens een algemeen verlof wederom zijn afspraken niet zal nakomen, dan wel anderszins onbetrouwbaar zal zijn. Gelet op het feit dat hij regelmatig in het bezit is geweest van contrabande is ook niet uit te sluiten dat hij contrabande zal proberen in te voeren. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 5 mei 2020, zodat er nog voldoende tijd is om te re-integreren. Klager zal echter geruime tijd geen rapporten meer moeten ontvangen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en adviseert een verlof van dertig uur toe te kennen, nu klager disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen door zich niet aan de in de inrichting geldende regels te houden. Klager dient tijdens het verlof de kans te krijgen te bewijzen dat en of hij met de vrijheden en regels van een algemeen verlof kan omgaan. Daarna kan worden bekeken of hij voor verdere detentiefasering in aanmerking kan komen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om algemeen verlof, mits klager geen contact met het slachtoffer opneemt. Dit kan door middel van elektronisch toezicht worden gecontroleerd.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is op 22 mei 2018 in verzekering gesteld en op 25 mei 2018 preventief in de penitentiaire inrichting Zwaag ingesloten. Op 22 februari 2019 is de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opgeheven en is hij in het Justitieel Complex Zaanstad geplaatst. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 12 mei 2020.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Klager is op 22 februari 2019, toen zijn voorlopige hechtenis is geschorst, in het Justitieel Complex Zaanstad geplaatst. Op 26 maart 2019 heeft hij een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens het verlaten van zijn cel op tijden dat dit niet is toegestaan. Op 16 april 2019 en op 4 juli 2019 heeft hij disciplinaire straffen opgelegd gekregen in verband met het bezit van een handelshoeveelheid (soft)drugs. Op 24 juni 2019 heeft hij een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens een positieve uitslag op het gebruik van cannabis bij de afname van een urinecontrole. Op 8 oktober 2019 is een foto opgedoken waarop is te zien dat klager in het bezit is van twee mobiele telefoons. De directeur heeft aan klager een ordemaatregel opgelegd teneinde nader onderzoek naar de herkomst van deze foto en klagers betrokkenheid daarbij te kunnen verrichten. 
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de vrijhedencommissie en het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag konden rechtvaardigen, nu klager met zijn gedrag in de inrichting niet heeft laten zien zich aan afspraken en regels te houden en daarmee niet betrouwbaar is gebleken in het nakomen daarvan. De bestreden beslissing kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder c en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op de nabije einddatum van klagers detentie en zijn belang zich tijdig en goed op zijn terugkeer in de maatschappij te kunnen voorbereiden, zal evenwel dienen te worden bezien of klager inmiddels voor het verlenen van vrijheden – in het kader van algemeen verlof of anderszins – in aanmerking komt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, J.G.A. van den Brand en F. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 februari 2020.

                        secretaris                                                        voorzitter

Naar boven