Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5240/GB, 10 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/5240/GB

Betreft: [Klager]            datum: 10 februari 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 november 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn naar de p.i. Middelburg afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 11 januari 2018 gedetineerd. Sinds 21 februari 2019 verblijft klager in de p.i. Alphen. Klagers einddatum is 18 juni 2020.

3.         De standpunten
3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De vriendin van klager heeft na het overlijden van haar vader de zorg voor haar moeder op zich genomen. Zij verblijft daardoor het merendeel van de tijd bij haar moeder in Oostburg. Voor de vriendin van klager is het erg belastend om steeds naar de p.i. Alphen te moeten reizen om klager te bezoeken. De reis van Oostburg naar de p.i. Alphen is veel langer dan de enkele reis tussen Oostburg en de p.i. Middelburg, die iets meer dan een uur bedraagt. Gezien het feit dat de vriendin van klager de zorg voor haar moeder draagt én klager daarbij wil kunnen blijven bezoeken, is het van belang dat zij klager in de p.i. Middelburg kan bezoeken. Zij is dan een stuk minder reistijd kwijt. Het ontvangen van bezoek is een belangrijk en wezenlijk onderdeel van de resocialisatie van gedetineerden. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen de overplaatsing. De Vrijheden Commissie heeft het positieve advies van het Multidisciplinair overleg (MDO) voor de horizontale overplaatsing overgenomen. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat klager geen problematisch gedrag vertoont. Klager is serieus bezig met zijn toekomst. Hij volgt een zelfstudie, hij werkt dagelijks binnen de p.i., hij is bezig met het vinden van werk voor na zijn detentie en heeft hij het plan om zich uiteindelijk als zelfstandige bij de Kamer van Koophandel (KvK) in te schrijven. Klagers vriendin vreest dat zij hem niet regelmatig meer zal kunnen bezoeken in verband met de steeds intensievere zorg die zij draagt voor haar moeder, zolang klager in de p.i. Alphen dient te verblijven.
3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft zijn verzoek tot overplaatsing niet met feiten onderbouwd. De band met zijn vriendin is niet aangetoond. Bij de p.i. Alphen is naar de band met zijn vriendin geïnformeerd, aldaar geldt evenwel niet dat klager de beweerde band hoeft aan te tonen. Daarnaast is niet vast komen te staan dat, gelet op de omstandigheden, zijn vriendin hem niet meer zou kunnen bezoeken. Dit is op geen enkele manier aangetoond. Er zijn daarom geen dringende omstandigheden om aan het verzoek tot overplaatsing te voldoen. Dat het OM geen bezwaar heeft tegen een eventuele overplaatsing is niet meegenomen. De reden hiervan is dat het advies van het OM in deze fase van detentie enkel wordt meegewogen bij het toekennen van vrijheden. Het advies van de directeur van de p.i. is wel meegenomen, maar de Minister heeft anders dan het advies van de directeur beslist. Het verzoek is dan ook het beroep ongegrond te verklaren.

4.         De beoordeling
4.1.      Klager verzoekt om overplaatsing naar de p.i. Middelburg om – kort gezegd –zijn vriendin tegemoet te komen. De reistijd naar de p.i. Middelburg is korter dan naar de p.i. Alphen, waardoor zij meer tijd heeft om voor haar moeder te zorgen.
4.2.      De beroepscommissie overweegt dat op basis van het dossier de noodzaak tot overplaatsing naar de p.i. Middelburg onvoldoende is komen vast te staan. Het enkele gegeven dat de vriendin van klager een kortere reistijd zou hebben om klager te bezoeken, zodat zij meer tijd overhoudt om voor haar moeder te zorgen, is in dit geval onvoldoende zwaarwegend om een overplaatsing te rechtvaardigen. De reistijd die de vriendin van klager nu moet afleggen, afgezet tegen de reistijd die de vriendin van klager na zijn gewenste overplaatsing naar de p.i. Middelburg zou moeten afleggen, noopt niet tot een ander oordeel. Daarnaast is gebleken dat klager niet is verstoken van bezoek van zijn vriendin. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 10 februari 2020.        

secretaris        voorzitter

Naar boven