Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4223/TA en R-19/4225/TA, 11 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummers:       R-19/4223/TA en R-19/4225/TA

betreft: [klager]            datum: 11 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen uitspraken van 9 juli 2019 van de beklagcommissie bij CTP Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord de raadsvrouw van klager mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling de heer […], plaatsvervangend directeur. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         het tijdstip van aanzeggen en de procedure rondom de afname van de urinecontrole (hierna: UC) op 8 maart 2019 (VE 2019-000032);

b.         de maatregel van afdelingsarrest van 8 maart 2019 (VE 2019-000036) en

c.         het tijdstip van aanzeggen van de UC op 11 maart 2019 (VE 2019-000037) en

d.         de maatregel van afdelingsarrest van 14 maart 2019 (VE 2019-000039).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 8 maart 2019 wordt klager, later dan gebruikelijk, uitgesloten. Klager heeft op dat moment al geplast. De medewerkers hebben niet tegen klager gezegd dat hij nog vier uur de tijd kreeg om te proberen om alsnog urine af te staan. De beklagcommissie gaat er ten onrechte vanuit dat de instelling voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit tegen klager is gezegd. Bij het afnemen van de UC op 11 maart 2019 was klager wel op de hoogte dat hij vier uur de tijd zou hebben om urine af te staan. Klager moest daarvoor wel in het zicht blijven. Ook op 11 maart 2019 is klager, voordat hij is uitgesloten, al naar het toilet geweest. Klager is vervolgens gaan ontbijten, heeft twee koppen thee gedronken en vervolgens is een UC afgenomen. Klager is niet bekend met het gebruik van drugs. Klager had het voordeel van de twijfel dienen te krijgen. Klager heeft niet eerder een UC geweigerd en hij heeft ook niet eerder een positieve UC gehad tijdens zijn verblijf in detentie. Gedurende klagers detentie in een inrichting werd hem de avond van tevoren een UC aangezegd. In FPC De Kijvelanden werd klager erg weinig getest en vond het aanzeggen van een test meteen bij het uitsluiten in de ochtend plaats. In CTP Veldzicht wordt een strakker regime gehanteerd en worden meer UC’s afgenomen. Klager was gewend om, bij een aanzegging van een UC in de avond, vervolgens niet meer te veel te drinken. Klager heeft niets te verbergen. Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 8 maart 2019 is getracht een UC bij klager af te nemen. Klager heeft de UC geweigerd. Aan hem is afdelingsarrest opgelegd op 8 maart 2019. Hierna vindt vervolgens, hetgeen gebruikelijk is, binnen enkele dagen een nieuwe UC plaats. Op 11 maart 2019 is een UC afgenomen en uit deze uitslag volgde dat het creatinegehalte te laag zou zijn. Per abuis staat in de maatregel afdelingsarrest van 14 maart 2019 vermeld dat het creatinegehalte te hoog zou zijn. Dit dient te worden opgevat als een kennelijke verschrijving. Het opgelegde afdelingsarrest is per 19 maart 2019 opgeheven. Bij klager is vier keer een UC afgenomen tijdens zijn verblijf in de instelling. Eén UC is aangemerkt als een positieve UC vanwege het weigeren om mee te werken. Daarnaast is één UC vanwege een te laag creatinegehalte aangemerkt als positief. Het is juist dat klager op 8 maart 2019 later is uitgesloten. Om 9.15 uur is de UC bij klager aangezegd. Het afnemen van een UC vindt vaker later op de dag plaats. Op 8 maart 2019 is tegen klager gezegd dat hij vier uur de tijd heeft om urine af te staan. Klager mocht op de afdeling tv kijken. Klager heeft tot 13.15 uur de tijd gekregen om urine af te staan. De wijze van afnemen van een UC staat vermeld in de huisregels. Bij een intake gesprek bij de instelling krijg je niet een specifieke toelichting op de werkwijze. Doorgaans wordt bij het uitsluiten van patiënten meteen een UC aangezegd. Dit gebeurt niet de avond van tevoren. Vanwege de hectiek op een afdeling of vanwege een andere reden kan het gebeuren dat een UC op een later moment op de dag wordt aangezegd. Gesteld wordt dat aan klager het voordeel van de twijfel had moeten worden gegeven. Dit is erg lastig, nu de patiënten binnen Veldzicht zeer verschillend zijn. Op het moment dat ze worden opgenomen, krijgen de patiënten een afschrift van de huisregels. Het is erg lastig om op basis van lezingen van patiënten uitzonderingen hierop te maken. In de instelling wordt een protocol gehanteerd en men houdt zich aan het protocol. Het afdelingsarrest is opgelegd om de zogenaamde ‘pretmomenten’ in te perken. Ondanks zijn EVBG-status kon klager gebruik maken van de winkel, het internet, sporten etc. Vanwege het opgelegde afdelingsarrest, zijn deze mogelijkheden hem ontnomen.

 

3.         De beoordeling

In artikel 3 van de Regeling urineonderzoek verpleegden (hierna: de Regeling) staat vermeld dat, alvorens de urine wordt afgenomen, de reden van het onderzoek aan de verpleegde wordt medegedeeld en de afname van urine bij voorkeur ’s ochtends vroeg plaats vindt. Indien de verpleegde niet direct tot afgifte van de urine in staat is, wordt hij gedurende een periode van vier uur alsnog hiertoe in de gelegenheid gesteld. In artikel 8 van de Regeling staat vermeld dat, indien de verpleegde na het verstrijken van de in artikel 3, vierde lid, gestelde termijn van vier uur nog geen urine heeft afgestaan, dit gelijk wordt gesteld met een weigering medewerking te verlenen aan het urineonderzoek. In de huisregels van de inrichting wordt vermeld wat de gevolgen kunnen zijn van de weigering aan het urineonderzoek mee te werken. In artikel 7.4.4 van de huisregels staat dat bij een weigering om urine in te leveren, er van uit wordt gegaan dat een patiënt positief scoort op drugs en wordt overeenkomstig gehandeld. Bij een positieve uitslag of het niet meewerken aan de urinecontrole kan, zoals volgt uit artikel 7.4.6, een maatregel worden opgelegd.  Gelet op het voorgaande bestond voor de instelling de mogelijkheid om op ieder door haar gewenst moment op de dag een UC aan te zeggen. Gelet hierop zal op dit onderdeel het beroep ten aanzien van het beklag onder a. en c. betreffende het tijdstip van aanzeggen ongegrond worden verklaard. Evenals de beklagcommissie acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager op 8 maart 2019 gedurende vier uur na de aanzegging van de UC de gelegenheid is geboden om urine af te staan. Nu klager binnen deze periode geen urine heeft afgestaan en derhalve niet heeft meegewerkt aan het afnemen van de UC, is sprake van een weigering om mee te werken aan een UC. Gelet hierop kon aan klager een maatregel worden opgelegd. De beslissing van het hoofd van de instelling om de maatregel van afdelingsarrest op te leggen wordt niet onredelijk of onbillijk geacht. De beroepscommissie acht derhalve het beroep ten aanzien van het beklag onder a., de procedure rondom de afname van de UC, en. b. ongegrond. Op 11 maart 2019 wordt, naar aanleiding van klagers weigering om op 8 maart 2019 urine af te staan, nogmaals een UC afgenomen. Op 14 maart 2019 is de uitslag van de UC bekend geworden, namelijk een te laag creatinegehalte. Een te laag creatinegehalte kan duiden op fraude. Naar aanleiding hiervan is aan klager op 14 maart 2019 de maatregel van afdelingsarrest opgelegd. Namens het hoofd van de instelling is verklaard dat de maatregel van afdelingsarrest op 19 maart 2019 is beëindigd. Op grond van artikel 57, eerste en vierde lid, Bvt staat tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 Bvt (afdelingsarrest) beklag open nadat deze een week heeft geduurd. Aan klager is op 8 maart 2019 afdelingsarrest opgelegd wegens het weigeren van een UC en aan hem is op 14 maart 2019 eveneens de maatregel van afdelingsarrest opgelegd wegens een te laag creatinegehalte. Vanwege de nauwe samenhang tussen het afdelingsarrest van 8 maart 2019 en die van 14 maart 2019 - de op 11 maart 2019 uitgevoerde UC werd uitgevoerd als gevolg van de weigering van de UC op 8 maart 2019 – kan voor de bepaling van de ontvankelijkheid op grond van artikel 57 Bvt de duur van beide maatregelen worden opgeteld. Gelet hierop kan klager ook worden ontvangen in zijn beklag ten aanzien van de opgelegde maatregel van afdelingsarrest van 14 maart 2019.
De beroepscommissie acht de beslissing om aan klager op 14 maart 2019 afdelingsarrest op te leggen niet onredelijk of onbillijk vanwege de uitslag – een te laag creatinegehalte – van de UC. In zijn algemeenheid geldt dat een creatinewaarde beneden de 2.0 mmol/l kan duiden op fraude bij een UC. De beroepscommissie acht klagers verklaring omtrent het ontstaan van die te lage creatinewaarde – het drinken van een tweel koppen thee – onvoldoende aannemelijk. Het beroep ten aanzien van het beklag onder d. wordt ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ten aanzien van a., b., c. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden,  in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 11 februari 2020.       

            secretaris                                voorzitter                    

Naar boven