Nummer: 03/2875/GB
Betreft: [klager] datum: 23 januari 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van‘t Land, namens
[...], geboren op [1969], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 december 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 mei 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Maashegge in een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau. Op 15 november 2003 is hij teruggeplaatst naar het h.v.b. Overloon.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 28 januari 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 21 januari 2005.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is ondeugdelijk gemotiveerd. Klager erkent voor zijn terugkomst in de inrichting een zakkersenbonbons te hebben genuttigd. Kersenbonbons bevatten een minimale hoeveelheid alcohol. Een blaastest zal dan ook een positief resultaat geven. Wanneer men direct na het eten van kersenbonbons een test afneemt, zoals bij klageris geschied, zal de alcohol zich nog in het speeksel bevinden. Er is sprake van een onzorgvuldige besluitvorming. De portier heeft klager niet de gelegenheid geboden om zijn verhaal aan te tonen. Als na verloop van bijvoorbeeldtwintig minuten een tweede test was afgenomen, was het resultaat zeer waarschijnlijk nul of nagenoeg nul geweest. Nu dit niet meer is na te gaan, is klager ernstig benadeeld. Klager is goed op de hoogte van de huisregels en weet dathij geen alcohol mag nuttigen ook niet tijdens verlof. Hij heeft er echter geen moment bij stilgestaan dat het eten van kersenbonbons tot de situatie zou kunnen leiden, waarin hij zich thans bevindt. Als hij geweten had dat het etenvan kersenbonbons zou kunnen leiden tot een terugplaatsing naar het h.v.b. dan had hij dit uiteraard nooit gedaan. Uit de zogeheten dob-notitie wordt het gebruik van alcohol gelijk gesteld met het gebruik van harddrugs. Het eten vankersenbonbons wordt gelijk gesteld met het gebruik van harddrugs. Dit gaat toch wel heel ver. De beslissing om klager terug te plaatsen naar het h.v.b. is disproportioneel. Klager gebruikte zijn verloven om bij zijn moeder en haarbroer te kunnen zijn. Hij helpt zijn moeder, die al op leeftijd is, met de verzorging van zijn terminaal zieke oom tijdens verlof.
De gevolgen van de beslissing van de selecteur staan niet in verhouding tot de gestelde overtreding van de regels door klager. Verzocht wordt om de bestreden beslissing te vernietigen, klager terug te plaatsen naar de beperktbeveiligde inrichting (b.b.i.) en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft op 15 november 2003 regimair verlof genoten. Bij terugkomst in de inrichting is geconstateerd dat klager naar alcohol rook. Na een ademtest is gebleken dat hij 0.71 BAC scoorde. Dit is een ernstige contra-indicatie voorverblijf in een b.b.i.. Tevens was klager in het bezit van contant geld. Klager heeft als verweer dat hij kersenbonbons heeft gegeten en dat daar alcohol in zit. Gezien het feit dat hij dus op de hoogte was van het feit dat er inkersenbonbons alcohol zit, had hij ze niet moeten nuttigen, want hij weet dat hij dan gaat scoren op alcoholgebruik wanneer hij gecontroleerd wordt. Het is niet van belang hoe de alcohol genuttigd wordt. Conform artikel 10, tweedelid onder c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is alcohol een contra-indicatie voor het verder verlenen van vrijheden. Op het gebruik van alcohol staat zes maanden uitsluiting van verderedetentiefaseringsmogelijkheden. Gezien het gedrag van klager in de inrichting is besloten om dit terug te brengen naar drie maanden, zodat klager vanaf 15 februari 2004 wederom geplaatst zal worden in een b.b.i..
4. De beoordeling
4.1. Klager, die als passant ter herselectie in het h.v.b. is geplaatst, behoort, gelet op
artikel 9, tweede lid, Pbw, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie
de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Bij terugkeer van een regimair verlof is bij klager alcoholgebruik geconstateerd.
De wijze waarop klager de alcohol genuttigd heeft - volgens klager door het
eten van een zak kersenbonbons - acht de beroepscommissie daarbij niet van belang. Een dergelijk incident kan, gelet op het bepaalde in artikel 10, eerste lid aanhef en onder c., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,leiden tot het advies om een gedetineerde naar een andere inrichting over te plaatsen en heeft in casu geleid tot de beslissing om klager ter herselectie vanuit de b.b.i. terug te plaatsen naar het h.v.b.. De beroepscommissie isvan oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kanworden aangemerkt, temeer nu klager met ingang van 15 februari 2004 wederom geplaatst zal worden in een b.b.i.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 januari 2004
secretaris voorzitter