Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5150/GA, 31 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5150/GA

betreft: [klager]            datum: 31 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van Detentiecentrum Schiphol,  gericht tegen een uitspraak van 28 oktober 2019 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het tijdens de invoer zoekraken van een paar schoenen en een korte broek (DS 2019/299). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 425,= op de gronden als in de aangehehte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – kort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Er is een fout gemaakt bij de registratie van de goederen. Op het invoerformulier staan twee paar schoenen aangetekend. Een handtekening van de persoon die de spullen heeft gebracht, ontbreekt op dit formulier. De directeur brengt naar voren dat daar tegenover staat dat drie medewerkers hebben verklaard dat zij bij het controleren van de invoer maar één paar schoenen hebben aangetroffen en klager heeft getekend voor de ontvangst van zijn spullen. Voorts heeft klager volgens de directeur door het enkel overleggen van twee bonnen niet voldoende aangetoond dat hij die bedragen daadwerkelijk heeft uitgegeven aan de zoekgeraakte kleding. Daarom wordt gevraagd de beslissing aangaande beide vergoedingen te herzien en klager te verwijzen naar de civiele rechter. Klager heeft het standpunt, zoals – schriftelijk -ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat gelet op de onvolkomenheden in de registratie door de inrichting van de invoer en de uitreiking van de kledingstukken aan klager, de verantwoordelijkheid voor de vermissing van een paar schoenen en een korte broek van klager is overgegaan op de inrichting.  Ten aanzien van de hoogte van de tegemoetkoming stelt de beroepscommissie echter voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en als deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie echter noch ten aanzien van het paar schoenen, noch ten aanzien van de korte broek eenvoudig vast te stellen. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat de door klager overgelegde bonnen ook daadwerkelijk zien op (de aanschaf van) de door hem vermiste schoenen en de korte broek. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een verklaring van diegene die de spullen voor hem heeft ingevoerd. Evenmin is in beroep een nadere toelichting gegeven op het door de beklagcommissie gesignaleerde punt van de (te) grote maat van de korte broek. Aanknopingspunten voor een reële schatting van de door klager geleden schade ontbreken. De beroepscommissie zal de door klager geleden schade dan ook niet betrekken bij de bepaling van de aan klager toe te kennen tegemoetkoming en uitsluitend een tegemoetkoming toekennen voor het door klager ondervonden ongemak. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open, daarbij kan worden gedacht aan een verzoek aan de directeur van de inrichting om de schade te vergoeden of de gang naar de civiele rechter. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal ten aanzien van de tegemoetkomingsbeslissing worden vernietigd en de beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming voor het door klager ondervonden ongemak vaststellen op € 25,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en stelt de hoogte van de tegemoetkoming vast op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 31 januari 2020.

            secretaris        voorzitter

Naar boven